‘Even dichterlijk als dwaas, duidelijke typeur’
Met een radiocursus begon de carrière van Wim de Bie.
‘De fiets is zwart, de jas is zwart en zwart is ook het hart.’
Radio was in 1961 nog lang geen stiefkindje en er was behoefte aan talent. Hier lag een taak voor de Nederlandse Radio Unie, waarin de omroepen samenwerkten. Van de grond getild: cursussen dirigeren, hoorspel en kleinkunst. Een van de tientallen, misschien wel honderden die zich op cabaret wilden storten, was Wim de Bie. Die was al grappig geweest bij de padvindersgroep De Rimboejagers – grotendeels onbedoeld, hij was toen zeer timide –, had op het Haagse Dalton Lyceum samen met Kees van Kooten zijn medescholieren vermaakt in de schoolkrant en op het toneel, studeerde MO Nederlands, maar zag op tegen een toekomst als leraar. Hier lag een kans.


Naast De Bie werden nog 23 beloften uitverkoren. Onder hen Maria Lindes (1942). Toen ze van de moeder van een balletvriendin hoorde over die cursus, meldde ze zich meteen. Op de auditie die daarop volgde zong ze De rode schoentjes van Alex de Haas – ‘toen al hopeloos ouderwets denk ik’, maar dat bleek geen punt.
Een cursus van twee jaar, drie avonden plus een zaterdagmiddag per week, staat haar bij. “Een prachtige ervaring,” zegt ze nu.
Vakken: zingen, zangvoordracht, wat radiotechniek, spreeklessen, Franse, Italiaanse, Duitse en Engelse uitspraak. Tekstschrijven moet ook op het programma hebben gestaan. Vaste prik: ademhalings- en ontspanningsoefeningen. Docenten onder anderen: Johan Bodegraven, Cor Lemaire, Jan de Cler. En Alex de Haas, zo onverstandig was de keuze van Maria Lindes dus niet geweest. Ook: tekstschrijver/cabaretier Jelle de Vries – zijn radiofeuilletons De wilde vaart en later Klatergoud waren razend populair. Lindes: “Die zei de eerste dag: ‘In ons vak is het gebruikelijk dat men elkaar bij de voornaam aanspreekt. Maar ik blijf meneer De Vries.’ Na het eindexamen mochten we Jelle zeggen. Dat heb ik nooit over mijn lippen gekregen.”
Cor Lemaire was ‘een ontzettend prettige docent’. “Op dat eindexamen zong ik een prachtig liedje van Annie MG, Zonder jou. ‘De wereld is wonderlijk leeg zonder jou, er staat maar zo weinig meer in. De hemel is aldoor zo hinderlijk blauw. Waarom? Wat heeft het voor zin?’ Al bij de eerste regels ging ik de mist in. En wat deed Lemaire, die me begeleidde? Hij zei ‘Ik geloof dat ik een fout maak.’ Een koninklijk gebaar.”
En zo werd zij een van de zeven die het diploma haalden en aan wie op 26 juli 1963 op Hilversum 2 aandacht werd besteed. De omroep maakte de namen van de gelukkigen bekend, inclusief toelichting. “Lieke van Bommel, heel jong, heel pril, maar ook heel intelligent; Martin Simonis, jong, boordevol romantiek, een en al flair; Maria Lindes, een heldere stem en gevoel voor alles wat er op onze aarde mal en dwaas is; Celia Nufaar, een goede stem, dramatisch zowel als komisch talent; Wim de Bie, als tekstdichter even dichterlijk als dwaas, duidelijke typeur en iemand met aanleg voor productie en regie; Jan Fillekers, gewezen onderwijzer met een prettig geluid en uitgesproken aanleg voor het schrijven van gekke teksten, en Cees van Oyen, een somber, wat ongepolijst timbre, geboren komiek en misschien wel meer.”
Allemaal kwamen ze in het vak terecht. Maria Lindes werd meteen gevraagd door Fiet en Frans Koster voor hun cabaret, kort daarop maakte ze deel uit van Lurelei, waar ook Kees van Kooten aan verbonden was. Ze werd hoorspelactrice, haar stem was te horen in heel wat kinderfilms, ze deed nasynchronisatieregie en tot op de dag van vandaag spreekt ze teksten in, onder meer bij tekenfilms.
Op het eindexamen zong Wim de Bie twee teksten van zichzelf. Zoveel maal begint met ‘Er zijn al zoveel stalagmieten gegroeid, er is zoveel liefde gewoonweg verknoeid, er zijn zoveel noten uitgezaaid, er zijn zoveel woorden weggewaaid’. Dat is meer iets voor de wetenschappelijk verantwoorde editie van De Bies verzameld werk. De zwarte fietser is al Bie.
Speelde hij een opmerkelijke rol in het groepje? Maria Lindes: “Hij was de oudste van ons, hij maakte die indruk in ieder geval, zonder dominant te zijn. En hij was wat eenzelviger dan de anderen. Dat is hij meen ik zijn hele leven gebleven.”
De zwarte fietser
De zwarte fietser ’s ochtends vroeg
met de hele dag nog voor de boeg.
De fiets is zwart, de jas is zwart
en zwart is ook het hart.
Fietsen, fietsen naar het werk,
fietsen, fietsen naar de kerk,
fietsen, fietsen tot je sterft,
en een ander je zwarte fietsje erft.
De zwarte fietsers overdag
rijden alleen als het van hun bazen mag.
De fiets is zwart, de jas is zwart
en zwart is ook het hart.
Fietsen, fietsen naar de zaak,
’s zondags fietsen voor vermaak,
fietsen, fietsen arme ziel,
anders steekt de tijd een spaak in het wiel.
De zwarte fietser ’s avonds laat
in de stroom die huiswaarts gaat.
De fiets is zwart, de jas is zwart,
en zwart is ook het hart
Fietsen, fietsen naar de hel,
rinkelen rinkelen met je bel,
fietsen, fietsen naar het niets
op je glimmend opgepoetste
zwarte Nederlandse fiets.
(Met medewerking van Richard Groothuizen)