In Warmond wordt jaarlijks op Hemelvaart een boekenmarkt georganiseerd met meer dan dertig kramen. Ik sta er al jaren. Eerst om mijn eigen boekenkast op te ruimen en de laatste jaren ook voor mijn antiquariaat. Op een zonnige middag komt een nette oudere man op mijn kraam af. Hij zoekt oogcontact terwijl hij in mijn richting loopt, wat meestal betekent dat iemand een vraag gaat stellen. Vaak gaat zo’n vraag gepaard met het uit jaszak of linnen tas opdiepen van een beduimeld lijstje met de nog ontbrekende delen uit de Ludlum- of Konsalikserie, de nog gezochte Boekenweekgeschenken of ander seriemateriaal waarnaar men op zoek is. Maar de in verzorgde kleding gestoken rijzige heer ziet er met zijn grijze haar en vriendelijke oogopslag niet uit als een Ludlum- of Konsalikverzamelaar. Misschien Biggles, of een filosoof?
Bij mijn kraam aangekomen wijzigt hij zijn koers. Hij wil kennelijk achter mijn kraam uitkomen – dat wil zeggen: naast mij – in plaats van aan de voorkant waar de klanten zich gewoonlijk ophouden. Hij wurmt zich tussen kraam en muur in en buigt zich met een vriendelijke glimlach naar mij toe, om fluisterend iets te vragen dat ik niet goed kan verstaan. Iets over een rij. Ik vraag dus of hij het nog eens kan herhalen. Op iets hardere fluistertoon zegt hij: “Heeft u ook boeken voor de tweede rij?” Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Wat is in vredesnaam de tweede rij? Ik probeer het te visualiseren en dat helpt. Ik zie een boekenkast voor me met twee rijen boeken op één plank. Op de tweede rij staan dan kennelijk boeken die aan het gezicht van argeloze gasten of huisgenoten onttrokken moeten worden.

Maar wat voor soort boeken dan? Ik denk razendsnel na en vraag hem, ook fluisterend: “Bedoelt u soms foute boeken uit de oorlog?” Hij kijkt mij gechoqueerd aan en ontkent, nog steeds zacht sprekend, dat hij in dit soort boeken geïnteresseerd is. Ik vraag hem wat hij dan met ‘de tweede rij’ bedoelt. Hij antwoordt, terwijl zijn gezicht rood kleurt: “Boeken over de natuur, met plaatjes erin.” En kijkt mij hoopvol aan. “Plaatjes van mensen?” Hij knikt, terwijl hij om zich heen kijkt of niet iemand ons gesprek heeft kunnen horen. Ik moet hem helaas teleurstellen, leg ik uit, terwijl ik mijn opkomende slappe lach maar met moeite kan onderdrukken; op mijn kraam wordt vandaag niet in erotica voorzien. Hij druipt af.
Sindsdien heb ik speciaal voor hem altijd een rijtje met boeken voor de tweede rij bij me. Hij is helaas nooit meer verschenen. Zie ik u dan misschien volgend jaar op Hemelvaart?