Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

De erfenis van ‘verleider’ Mussolini

door | jan 19, 2024

Italië heeft zijn fascistische verleden nooit verwerkt. Het heeft wel de mythe van het antifascisme gekoesterd. Dat schrijft Antonio Scurati, auteur van de trilogie M, drie fascinerende romans over leven en sterven van Benito Mussolini, in het essay Fascismo e populismo dat onlangs verscheen. 

Antonio Scurati is geboren in 1969, opgegroeid in de jaren tachtig en negentig waarin in Italië antifascisme een vanzelfsprekendheid was – en ook vastgelegd in de grondwet. Wat niet wegneemt dat er altijd een neofascistische partij is blijven bestaan. Nu heeft het land al meer dan een jaar een extreemrechtse regering met een minister-president die rechtstreeks is voortgekomen uit de neofascistische jeugdbeweging. 

Het verhaal over het fascisme is altijd verteld vanuit de slachtoffers, schrijft Scurati. ‘Wij, de Italianen, waren fascisten, we hebben het fascisme uitgevonden, het is de kern van ons recente verleden. Na de oorlog is het uit het collectieve geheugen verwijderd en is de mythe van het antifascisme ontstaan: Het gaf ons de mogelijkheid ons met de slachtoffers te identificeren en onze verantwoordelijkheid te ontlopen.’ 

‘Begrijp me goed,’ schrijft hij, ‘ik geloof niet in een terugkeer van de “zwarthemden” die het land terroriseerden in de beginjaren twintig van de vorige eeuw. De bedreiging voor de democratie zit niet in een ‘tweede mars op Rome’ – de bedreiging komt uit het populisme dat zich als een olievlek over het land verspreidt. En niet over Italië alleen. De erfenis van Mussolini is die van Mussolini de populist – Mussolini de fascist kunnen we afschrijven. En de huidige populistische leiders zijn zich van die erfenis in veel gevallen ‘volstrekt niet bewust’.

Terreur was een wezenlijk onderdeel van het fascisme, maar we kunnen dat fascisme niet begrijpen als we het daarbij laten: Mussolini heeft Italië niet alleen dood en verderf gebracht, hij heeft het Italiaanse volk ook weten te verleiden. Dat is de kern van zijn populisme. 

‘Ik ben het volk” – de eerste regel van het Mussoliniaanse populisme. En na io sono il popolo volgt il popolo sono io – allemaal volstrekt wazige niksigheid, maar met een magische uitwerking. Mussolini was journalist, en is dat zijn hele leven gebleven. Zijn artikelen waren – vergeleken bij het hoogdravende geschrijf van de meeste van zijn collega’s in die tijd – revolutionair vernieuwend: korte zinnen, iedere zin een slogan. Mussolini leefde van tweets – zou je vandaag de dag kunnen zeggen. Consequent zijn? Dat bestond niet. Zichzelf tegenspreken? Geen enkel punt. Overdrijven? Een gekoesterde kunst. 

En wie anders dacht dan hij, was dus per definitie tegen het volk, tegen de natie, een vijand. Die mocht beledigd worden, voor rotte vis uitgemaakt – en uiteindelijk vermoord. 

Tweede regel: de aanval op het parlement. Maar ‘als ik het volk ben en het volk is mij’ dan is dat parlementaire gedoe alleen maar een verlies van tijd, een plek waar corruptie, vriendjespolitiek, elitaire verworvenheden en chaos heersen. Het idee van een ‘elite’ (casta) die het volk vernachelt – het bestond toen al. In het parlement zaten alleen maar ‘mummies’ en het Italiaanse parlement zou het fascisme dan ook maar kort overleven.

Derde regel: guidare seguendo – leiden door te volgen. Van Mussolini is altijd gezegd dat hij een politiek dier was, dat hij een onnavolgbare tacticus was, een opportunist van het zuiverste water, een draaikont. Maar hij begon zijn carrière in de allereerste begintijd van de politiek van de massa’s en hij had daar een onfeilbare intuïtie voor. Hij leidde de massa niet, maar hij wist haar te bespelen door achter haar aan te lopen. Hij had geen theorieën, geen idealen, geen principes, geen doeleinden – geen strategie, maar alleen maar tactiek. Ons beeld van Mussolini is nog veel te veel bepaald door het beeld van de jaren dertig: de tiran met zijn almacht. Maar Mussolini heeft alles en iedereen om hem heen verraden en verdraaid: eerst was hij republikein, toen accepteerde hij de monarchie, eerst was hij voorstander van de vrije liefde, toen trouwde hij in de kerk, eerst was hij antiklerikaal, toen sloot hij een pact met het Vaticaan. En dat alles wist hij te verkopen als iets wat op dat moment nou net nodig was. 

Vierde regel: angst. Een populistische leider doet nooit een beroep op hoopvolle verwachtingen van de mensen, hij beroept zich op hun angsten. Als geen ander wist hij de angst voor de ‘Aziatische pest’ – de bolsjewieken – aan te wakkeren. De Italiaanse socialisten (zijn oude partij waar hij uitgezet was en die hem voor zijn gevoel tot op het bot had vernederd) werden neergezet als landverraders, ‘vreemdelingen’ die hun land zouden uitleveren aan de vijand. 

Vijfde regel: Je moest niet alleen bang voor ze zijn, je moest ze haten. Angst omgezet in haat. Dat wekt energie.

Zesde regel: versimpeling van het moderne leven. Als geen ander voelde Mussolini aan hoezeer de mens overdonderd is door de complexiteit van het moderne leven. Daar was iets heel eenvoudigs tegenover te stellen: de ontkenning, het leven is niet gecompliceerd, het wordt gecompliceerd door… de aanwezigheid van de vreemdeling. Vreemdelingen van binnen en vreemdelingen van buiten. Maar wij zullen je tegen de vreemdeling beschermen. Eventueel met geweld.’ 

Een ander aspect waar Scurati ten slotte op wijst is de ‘lichamelijkheid’ – Mussolini liet zich graag filmen en fotograferen met ontbloot bovenlijf, zwemmend, sporten beoefenend. Door buitenstaanders is daar vaak om gelachen, maar het onderschat de potentie van het ‘fysiek communiceren’ in plaats van het ‘intellectueel, rationeel communiceren’. Hij trekt een vergelijking met Vladimir Poetin, maar ook het uitbundig etaleren van emoties door Donald Trump schaart hij onder die categorie. Het is een winnend principe, want ‘we hebben niet allemaal een universitaire graad, maar we hebben wel allemaal een lichaam’.

Scurati sluit af met een persoonlijk verhaal over zijn generatie. Wel opgegroeid in een cultuur van antifascisme – maar ook van privileges en gemak. ‘Een voortdurende vakantie. Democratie was voor ons in West-Europa een vanzelfsprekendheid. Maar de antidemocratische geluiden zijn sterk toegenomen. “Wat is dat nou, zo’n parlement? Dat kletst toch alleen maar, dat doet niks. Er moet iets gebeuren, er moet iets veranderen. Hoe dan ook.” Dat zijn de geluiden die we steeds vaker horen. In Italië is het de officiële retoriek geworden van politieke leiders.’

Wat te doen? Het antwoord, schrijft Scurati, is simpel: ‘We zullen moeten strijden. Vechten voor democratie. Een dagelijks gevecht. Het antifascisme van onze ouders en grootouders moet weer het onze worden. En we moeten het vernieuwen: niet meer een ideologie maar een gevecht voor democratie naar de beste Europese tradities – volledig, liberaal, allesomvattend. 

Antonio Scurati: Fascisme en populisme, Mussolini nu

Vertaling Jan van der Haar

Uitgeverij Podium,

€ 14,99 

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15