‘Toen ik president was had ik nooit een portemonnee bij me, of sleutels, of mijn rijbewijs, alleen de geheime codes die de vernietiging van een groot deel van de wereld teweeg konden brengen,’ schreef Ronald Reagan in zijn autobiografie.
Hetzelfde geldt voor Joe Biden: waar hij ook gaat of staat, de president van de VS wordt gevolgd door een militair met de zogeheten nuclear football, het zwartlederen koffertje waarin de codes en plannen zitten voor crisissituaties. En net als alle presidenten sinds Harry Truman mag Biden, zonder het Congres of de hoogste juridische instanties te hoeven raadplegen, opdracht geven een nucleaire aanval uit te voeren.
Veel bedenktijd krijgt hij niet. Uitgerekend is dat de president, in geval van een aanval met kernwapens op de VS, maar een kwartier, vijftien korte minuten, heeft om een besluit te nemen. Hoeveel en welke van de naar schatting 3700 kernwapens moeten worden ingezet, wordt uiteindelijk dus maar door één man bepaald. Een enorme verantwoordelijkheid, die dag en nacht honderd procent alertheid vereist.

Opmerkelijk is dat deze gevoelige kwestie tot voor kort in Amerika nauwelijks aan de orde is gekomen sinds Truman in september 1948 in een memo aankondigde dat kernwapens te belangrijk waren om ze aan militairen over te laten; die zouden ‘onnodige agressie’ kunnen tonen. Daar is verandering in gekomen. Volgens een recente peiling van Times Opinion is 61 procent van de Amerikanen, onder wie veel Democraten, hier zeer bezorgd over, ook omdat Joe Biden al 81 is en Donald Trump 77.
Vorig jaar dienden senator Ed Markey en parlementslid Ted Lieu, beiden Democraten, een wetsvoorstel in waarin wordt bepaald dat een president geen kernwapens mag inzetten zonder ruggespraak met de volksvertegenwoordigers. Verder dan de belofte de kwestie serieus te bespreken is het nog niet gekomen.
Al eerder probeerden Democraten tevergeefs via wetgeving de macht van de president te beperken: toen Richard Nixon aan het eind van zijn ambtstermijn geregeld dronken en depressief bleek te zijn en toen Donald Trump dreigde Noord-Korea aan te vallen.
Weinig Amerikanen weten wat er aan een eventuele kernaanval vooraf zou gaan. Zo’n vijftien meter onder de grond in een commandocentrum bij Omaha loopt een gecodeerd communicatienetwerk dat in directe verbinding staat met de president. Om in het centrum te komen moet je door een zwaarbewaakt draaihek, twee gepantserde deuren en een kronkelige hal die leidt naar een ultraveilige ruimte, het zogeheten Battle Deck.
Deze ruimte bevindt zich pal onder het hoofdkwartier van het Amerikaans Strategisch Commandocentrum (Stratcom), waar militair personeel 24 uur per dag klaar staat om een telefoontje te ontvangen waarvan ze hopen dat het nooit komt: een direct commando van hun opperbevelhebber, de president, om een nucleaire aanval in gang te zetten.
De president pleegt in dat geval overleg met Stratcom-bevelhebber generaal Anthony Cotton, met wie hij de opties doorneemt. Vervolgens worden raketinstallaties te land, ter zee en in de lucht geïnstrueerd, terwijl de president onmiddellijk naar een speciaal toestel wordt gebracht, een E-6B Mercury, codenaam Looking Glass, waarmee hij het land verlaat.
Het gaat niet alleen om de 332 miljoen Amerikanen die bij een ‘vergissing’ gevaar kunnen lopen, maar ook om de rest van de wereld. Het hele Westen zou, net als de Amerikaanse kiezer, een zegje moeten krijgen in het veranderen van een protocol dat desastreuze gevolgen kan hebben.