In de memoires van Freek de Jonge beschrijft hij een aantal gebeurtenissen waar ik ook bij was. Mijn versie is anders dan de zijne. Het verhaal speelt zich af in 1967, toen we beiden Nederlands studeerden aan de Universiteit van Amsterdam. Ik hoorde zijn naam bij elk college als de presentielijst werd voorgelezen. Nooit klonk er dan: “Present!”, want die Freek de Jonge kwam nooit. Terwijl buiten het traangas van de ME nog over de gracht wolkte en het waterkanon in de politieremise een wasbeurt kreeg, volgden wij het college Mondelinge Taalvaardigheid. Dat werd gegeven door professor Garmt Stuiveling, geassisteerd door de logopediste mevrouw Brandt Buys-Kriebel.
We moesten spreekbeurten houden over een literair onderwerp. Gedwee spraken we over het bootmotief in de poëzie van Lodeizen en over de vraag of Vondel beschuit met jam lekkerder vond dan beschuit met muisjes. Stuiveling leunde zelfverzekerd achterover met zijn witte kuif en gaf commentaar op onze manier van spreken. Mevrouw Brandt Buys-Kriebel maakte notities en had het over onze labiale l of over onze gutturale g.

Op een ochtend verscheen een student met een knoestig hoofd en een dikke bril die we nog niet eerder gezien hadden. Het was die Freek de Jonge, die ons toe moest spreken. Hij maakte zijn excuses dat hij zo vaak afwezig was geweest, maar dat kwam omdat hij onderkoning was van een eilandje in de Mururoa-archipel en dus verhinderd was door staatszaken. Freek de Jonge begon te vertellen over zijn eiland. Langzaam begon het ons te dagen dat dit humor betrof en we zaten te bulderen van het lachen. Bij Stuiveling waren kort na zijn geboorte de humorklieren weggenomen, maar hij glimlachte minzaam. Mevrouw Brandt Buys-Kriebel noteerde de labiale l en de gutturale g van Freek.
Na het college zei ik tegen de onderkoning: “Geweldig leuk, het leek wel een conference. We zijn met wat studenten een cabaretje aan het oprichten, waarom kom je er niet bij?” “O, leuk,” zei Freek en hij vertelde dat hij corpslid was en ook iets voorbereidde met een jaargenoot die hij net ontmoet had, een volleyballer die Bram Vermeulen heette. Op het lustrumfestival Adammania op het Amstelveld zou eerdaags Cabariolet, zijn eerste voorstelling, geven.
Ik liep over het Amstelveld, er waren bierkramen, een reizend filmtheater en de oude explicateur Max Nabarro. Het opbouwen van de voorstelling van Cabariolet was een vreemde vertoning, want projectie zou een belangrijk onderdeel zijn en de dia’s stonden nog niet recht.
Daar verscheen Freek. Hij begon nerveus met een conference die stijf stond van de woordspelingen. Er werd weinig gelachen, er zat ook maar een handjevol mensen in het zaaltje. Het ging over ene Jo Steunzool die niet kwam opdagen en ik herinner me de regel: “Zit ie niet in Sidney als ie niet in Sidney zit?” Bram Vermeulen trok ondertussen grimassen achter de piano en stond op om de diaprojector iets te verschuiven. De zaak viel om, de dia’s lagen op de grond en de voorstelling eindigde in chaos. Die avond schreef ik in mijn agenda: ‘Cabariolet: desastreuze voorstelling, waardeloos slecht, Freek de Jonge viel vies tegen.’
Ruim een jaar later begonnen Freek en Bram met Neerlands Hoop in Bange Dagen en werd alles goedgemaakt.
Jacques Klöters(1946) is cabaretier, publicist, neerlandicus, kleinkunstenaar en presentator van radioprogramma De Sandwich.