Eeuwenlang hebben wetenschappers en kerkvaders zich er het hoofd over gebroken: heeft de mens een vrije wil? De wetenschap is er inmiddels wel zo’n beetje uit: nee, de mens heeft geen vrije wil. Hoe de kerkvaders erover denken, weet ik niet helemaal zeker. Maar waar geen van deze mannen (het waren natuurlijk altijd mannen) zich mee bezig heeft gehouden, is het vraagstuk of de poes een vrije wil heeft. Ook de Partij voor de Dieren, Wakker Dier of Dion Graus heb ik hier nooit over gehoord. Persoonlijk durf ik er, uit eigen ervaring, best een antwoord op te geven: ja, de poes heeft een vrije wil.

Dankzij mijn man is ons huis langzaamaan veranderd in een filiaal van het asiel. Dagelijks komen zeker vijf poezen een kijkje nemen in onze keuken of er nog iets te snaaien valt. Het zou me niets verbazen als zij elkaar via een speciale app op de hoogte houden van het feit of er bij ons nog iets te halen valt. Nu is dat eigenlijk altijd wel het geval, er staan meestal wel restjes, want onze eigen poes is niet zo’n enorme eter. Bovendien staat mijn man altijd klaar met zakjes en blikjes om hongerige poezen te spijzigen; hij is een soort Franciscus van Assisi.
Onlangs overleed onze overbuurvrouw. Vlak voor haar dood had zij met een andere buurvrouw geregeld dat die haar poes Bruno zou adopteren; die gedachte gaf haar rust op haar sterfbed. Afgesproken werd dat de poes eerst nog in zijn eigen huis zou blijven, waar hij dagelijks door die buurvrouw van eten zou worden voorzien. Na een tijdje zou worden geprobeerd hem te laten verhuizen.
Zo ver is het nooit gekomen, want Bruno begon aarzelend bij ons binnen te komen. Eerst angstig en schoorvoetend, maar dankzij mijn man werd dat al snel anders. Overleg met de adoptiemoeder leidde ertoe dat we de keus aan de poes zouden overlaten. Volgens ons hebben poezen namelijk recht op een vrije baasjeskeuze.
Sinds een paar weken weten we het zeker: Bruno heeft voor ons gekozen. Dus hebben we een warm mandje voor hem gekocht en is de zaak beslecht, Bruno hoort bij ons. De adoptiemoeder, die een druk leven heeft met werk en kleinkinderen, heeft daar vrede mee. En onze eigen poes kan er nu ook mee leven. Met de andere gelukzoekende poezen maken we korte metten, die zetten we zachtzinnig buiten de deur. We zijn tenslotte geen Ter Apel.