Onlangs noemde de Tweede Kamer Antifa een terroristische organisatie. De Verenigde Staten hadden dat blijkens een motie eerder gedaan, verder onderzoek of debat is er niet geweest. Het kabinet kan er niet veel mee.

Een organisatie kan op een lijst van terreurorganisaties terechtkomen. Daar prijken er tot nu toe drie op: Al Qaida, Isis en Hay’at Tahrir al-Sham. De consequentie is dat de nationaliteit kan worden afgepakt van Nederlandse leden die in het buitenland verblijven, terwijl het aan leden die zich in het Schengenareaal bevinden kan worden verboden om daaruit te vertrekken, bijvoorbeeld om in Syrië aanslagen te gaan voorbereiden.
Voor de strafrechtelijke toetsing betekent de Kamermotie nóg minder. Artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar lid te zijn van een organisatie die het oogmerk heeft terroristische misdrijven te gaan plegen. De rechter zal van geval tot geval dus moeten beoordelen of daar sprake van is, zoals een paar maal is gebeurd bij Syriëgangers.
Maar zinloos of niet, Kamerleden kunnen van dit soort onderwerpen beter afblijven. De rechter wordt er in een concrete zaak mee voor de voeten gelopen en het is misschien lastiger, in het betrekkelijk ondenkbare geval dat het OM iemand die bij Antifa hoort wil gaan vervolgen, in een vonnis uit te leggen waarom er niets strafbaars aan de hand is en dus niet naar de Kamer hoeft te luisteren.
Voor een minister ligt de lat hoger. Minister van Justitie David van Weel noemde begin september in een Kamerdebat over de gewelddadige dood van Lisa, de aangehouden verdachte ‘een monster’. Misschien had hij wat meer informatie dan de gemiddelde krantenlezer, maar het vermoeden dat een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen, dwingt de overheid en haar dienaren tot de grootst mogelijke terughoudendheid.
De rechtspraak is wat milder geworden bij vormfouten, maar de rechter zal te gelegener tijd voor de vraag geplaatst worden of het OM nog wel kan vervolgen omdat de minister de kans op een eerlijk proces heeft verkleind. Als het bewijs een beetje gammel is of, wat ook niet uitgesloten is, de verdachte zodanig gestoord is dat hij niet verantwoordelijk is voor zijn daad en dus moet worden ontslagen van rechtsvervolging, krijgt de rechter het lastig. Niemand minder dan de minister van Justitie heeft toch gezegd dat het een monster is?
Het Europees Hof voor Rechten van de Mens legt het bij herhaling uit. Zijn boodschap, hier een beetje geparafraseerd, is helder. Schuld en onschuld worden niet vastgesteld in cafés, niet in kranten, niet door de Tweede Kamer en niet door de regering. De enige instantie die daarover gaat, is de onafhankelijke rechter. Wie zich er toch mee bemoeit, knaagt aan diens gezag. Het gaat dan al snel om ‘ook maar een mening’ van ‘iemand van D66’, niet alleen in dit geval en aan élk vonnis hangt al even snel een luchtje.
Van Weel had ons eerder al gerustgesteld dat het strafbaar stellen van hulp aan illegale vreemdelingen in de praktijk niets voorstelde omdat het OM wel wat beters te doen had, en is meteen na zijn nieuwe uitglijer naar Buitenlandse Zaken overgestapt. Daar kan een minister misschien minder schade veroorzaken.