Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Circus De Schans

door | jun 13, 2025

In de jaren zeventig had iedereen die in Nijmegen studeerde en schreef, tekende of strips maakte een tijdschrift, en zo maakte ik deel uit van de redactie van literair tijdschrift De Schans. Na een juichende bespreking – ‘een mengeling van bezinning en fantasie’ – in Hollands Diep werden wij uitgenodigd voor de Eerste Nacht van de Poëzie in Utrecht, om ons blad te verkopen en onze dichters te presenteren.

Nu hadden we niet zo veel dichters, want de meeste gedichten waren van de redacteuren, die onder wisselende pseudoniemen de bladzijden volschreven. Maar we hadden één echte dichter gestrikt: Habakuk II de Balker. Mederedacteur Thomas Verbogt wist hem te wonen: in een rij van geschakelde eengezinswoningen in Neerbosch-Oost, een buitenwijk van Nijmegen, waar Habakuk als Harrie ter Balkt lesgaf op een basisschool.

Wij arriveerden in de vroege avond bij Harries huis, dat achter een verwilderde voortuin schuilging. Het bleek dat niet alleen Harrie, maar ook zijn vrouw Willemien mee zou gaan.

Beiden waren fors van postuur. We zaten nog niet in mijn wagen of Harrie had al opgesomd waaraan hij allemaal een hekel had: lesgeven, sport, bewegen in het algemeen en geheelonthouders, om maar enkele van zijn thema’s te noemen. De auto, een Citroën Ami 8, een soort vierkante Eend, hing lichtjes achterover, zodat het bij de vele drempels in de wijk vrij lang leek te duren eer de voorwielen weer op de weg landden. Ook raspte de uitlaatpijp zijn liedje mee.

Te Utrecht werden wij ergens onder een trap achter een tafel geplaatst waar de verkoop kon beginnen, terwijl onze vedette zich naar de artiestenfoyer begaf met zijn vrouw en de ons toebedeelde consumptiebonnen. Zijn optreden viel gelukkig vroeg in de avond, en nadat hij daar met bulderende stem het Twentse platteland had bezongen, kwam hij even langs om de opbrengst van de verkoop te komen lenen, aangezien de consumptiebonnen op waren.

Toen de eigenlijke nacht begon, lag Willemien te slapen en had Harrie er genoeg van. Het aankomende optreden van Jules Deelder dreef hem alvast tot razernij: “Rijmelarij! Onzin! Commercieel gekut! Stadsviool!” Dus we pakten onze handelswaar in (bijna alles mocht weer mee terug) en reden terug naar Nijmegen.

Daar hadden we een probleem, of eigenlijk meer dan één: De vrouw van de dichter was in diepe slaap – “Die wordt nooit meer wakker” – en wij konden het huis in al die op elkaar lijkende straten niet terugvinden. De dichter weigerde aanwijzingen te geven, want ‘in zo’n buurt kan geen dichter wonen!’ zoals het herhaaldelijk vanaf de achterbank in bassende klanken werd meegedeeld.

Een half uur draaiden we rondjes, tot we ergens stilhielden voor een tuintje waarin een verwilderde boom stond. “Hier is het!” riep Thomas en gooide de portieren open. Hij sleurde de dichter en zijn vrouw eruit en liet het bedremmelde stel achter op de straat. “Vol gas,” riep hij verbeten. Daar stoven we weg, de silhouetten van het dichterlijke paar onder lantaarnschijnsel in de achteruitkijkspiegel. Harrie schudde nog ter groet zijn vuist naar ons. “Niet omdraaien!” siste Thomas.

Daarna onderhield ik een warme relatie met de dichter, die mij steevast hartelijk begroette met: “Mijn chauffeur!” Zijn relatie met Thomas was bekoeld, nou ja, voorgoed onder ijs gezet. En dat gold meteen ook voor tijdschrift De Schans, dat daarna, zoals zovele uit die periode, na een kommervol bestaan een stille dood zou sterven.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15