Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

De jeugd van tegenwoordig

door | jul 4, 2025

Daar hoor je veel minder over dan vroeger. Het kan eraan liggen dat de meeste ellende in onze dagen onmiskenbaar te wijten is aan kwaadaardige bejaarden, waarbij vergeleken de onbesuisde uitspattingen van jongeren inderdaad kinderspel lijken.

Toen ik opgroeide, geloofde men nog dat de over ons gestelden het goed bedoelden en dat het algemeen belang hun ter harte ging. Bestuurderen golden veelal als bedaagd en wijs; men ging er althans van uit dat een zekere mate van ouderdom automatisch gepaard ging met een bezonnen kijk op de wereld.

Alles werd nog beheerst door de herinnering aan Oorlog en Bezetting, waar men aanmerkelijk minder genuanceerd naar keek dan thans. Het merendeel van de hoogste nazi’s, die in aller ogen het absolute kwaad vertegenwoordigden, was toen Hitler aan de macht kwam begin dertig of jonger, geen leeftijd die je verbindt met het verstand dat immers, naar men zegt, met de jaren komt.

Wel is het waar dat de uiteindelijke winnaars van die oorlog rijper waren. Churchill was pensioengerechtigd, van Stalin weten we het niet precies, maar hij liep tegen de zeventig, en Roosevelt was zelfs al dood. Hitler zelf was bij zijn einde net 56, en had zich er al in 1938 over opgewonden dat de vijandelijkheden door het Verdrag van München werden opgeschort, omdat hij vreesde dat hij daar anders te oud voor zou zijn. Voor oorlog moest je im besten Mannesalter zijn, meende hij.

Nu alom blijkt dat er ook op politiek gebied geen groter gek is dan een ouwe gek, hoor je veel minder gekanker over de jeugd dan weleer. Die doet ook aanmerkelijk minder van zich spreken dan in de jaren zestig en zeventig, met wat men later ‘de protestgeneratie’ is gaan noemen. Ook de term ‘langharig werkschuw tuig’ doet behoorlijk gedateerd aan.

Afgezien van rellerige studenten die zogenaamd uit solidariteit met de verdrukte Palestijnen universiteitsgebouwen verwoesten, is de jeugd een stuk braver dan in mijn knapentijd. Dat komt ook door de hogere eisen van de maatschappij, die maken dat men zich meer zorgen maakt over hoe het later moet, en de maximum studieduur. Destijds, mede dankzij de acuut ervaren atoomdreiging, heerste een houding van après nous le déluge.

Het beschouwen van jeugd als een zelfstandige levensfase is overigens een vrij recente ontwikkeling. Eeuwenlang zag men kinderen als een soort kleine volwassenen, wat je ook op afbeeldingen terugvindt, waar ze een miniatuurversie van grotemensenkleren aan hebben. Jeugd als aparte categorie is een uitvinding van de Vroegromantiek. (Ik kan het niet laten hier Oscar Wilde te berde te brengen, die jeugd een prachtige uitvinding noemde, ‘alleen jammer dat zij verspild wordt aan jonge mensen’.)

Kinderen waren destijds heel anders dan nu. In zijn De Civitate Dei (De Stad Gods) verhaalt Augustinus van een ontmoeting met een klein jongetje dat met een zilveren schepje water uit een uitgestrekt meer in een zelfgegraven kuiltje schept. De kerkvader vraagt hem of hij denkt het hele meer leeg te kunnen scheppen, waarop het kereltje antwoordt: “Dat zal mij eerder lukken dan dat jij het ondoorgrondelijke mysterie van de Heilige Drievuldigheid zult kunnen uitleggen.”

Kom daar eens om bij de jeugd van tegenwoordig.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15