Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

En wat dóét die Kris?

door | jun 20, 2025

Omdat de stad 750 jaar bestaat, klinken uit vele kelen lofliederen op Amsterdam, maar de prachtige ode die Kris De Bruyne vijftig jaar geleden voor het eerst zong, zal zelden te horen zijn. In België werd zijn Amsterdam een hit en dat zou het nog heel lang blijven. Bij de verkiezing van de beste  liedjes van de Vlaamse Radio 1 stond hij jaren in de top 10, in gezelschap van collega’s als Bob Dylan en Leonard Cohen.  Opgenomen in de Eregalerij der Vlaamse Klassiekers.

Hier kreeg het lied enige bekendheid door een tv-commercial van de kaas Old Amsterdam, die eindigt met een paar regels uit zijn lied. Ze werden na verloop van tijd vervangen door een ander wijsje en andere woordjes. Maar wel met zijn stem. Zijn stem? De Bruyne destijds: “Maar dat ben ik helemaal niet.” Het was kennelijk goedkoper een imitator te nemen dan Kris zelf. Had-ie het nog niet eens over de kaas zelf.

Verrassende zinnetjes:

Je kan er boeken kopen die je hier heel zelden vindt. Je kan er naar Van Gogh gaan kijken, dat zou je eigenlijk wel eens moeten doen. En: Je bent er vogelvrij omdat er alles kan.

Zo dichtbij en toch zo ver is Amsterdam… Wie van ons vermoedde toen, dat jij daar nu heel alleen een schuilplaats hebt gezocht, we gingen er altijd samen heen. Want daar in Amsterdam ben jij zo ver van mij. Toch voel ik Amsterdam zo pijnlijk dicht nabij.

Dat vogelvrij was een misverstand, hij bedoelde natuurlijk zo vrij als een vogeltje. Ook: In het Concertgebouw is het zeer dikwijls feest. Je weet toch nog dat zelfs Randy Newman daar ooit is geweest.

Allemaal geen woord aan gelogen.  Ruim twee jaar geleden interviewde Stijn Tormants van Knack-Magazine het meisje met wie De Bruyne zo vaak naar Amsterdam trok en waar ze ‘een schuilplaats vond’. Ze woont er nog steeds, ze is beeldend kunstenaar, 75 inmiddels, en heet Christine Bittremieux. Ze vertelt honderduit, wat heet, haar verhaal telt meer dan tweeduizend woorden. In Vlaanderen krijgt De Bruyne nog volop de ruimte. Ze waren kinderen van de jaren zestig. “Zes maanden hebben we brieven en gedichten naar elkaar gestuurd. We deelden de liefde voor kunst en literatuur.”

Hij had problemen thuis: een complexe relatie met zijn vader Arthur, een flamingant die voor het extreemrechtse Pallieterke schreef. De vader van Christine had weinig fiducie in de verhouding. “En wat doet die Kris?” had hij gevraagd . “Zingen en af en toe wat tekenen,” zei ze. Dat stelde hem niet meteen gerust. Van samenwonen kon geen sprake zijn, dus ze trouwden, hij 22, zij 21. Naar Van Gogh zijn ze, dat klopt, nooit samen geweest. En inderdaad: “Je kon er boeken kopen die in Vlaanderen niet te krijgen waren. En de parken waren nog groen, zoals hij zingt. De toeristen hebben zo veel verknald.”

Ze waren erbij toen Newman in het Concertgebouw optrad, in 1972. Omdat de zaal vol zat, mochten ze op het podium zitten. Aan het einde van het concert vroeg Newman of er verzoeknummers waren. “Meneer Newman, speel alsjeblieft Memo to My Son voor ons,” riep De Bruyne. En de zanger zei: “Dat speel ik graag voor jullie.” Christine en Kris trouwden, zeven jaar later gingen ze uiteen.

De Bruyne schreef het lied in Vilvoorde, dat hij ook nog bezongen heeft, net als Poesele, een dorp van vierhonderd inwoners een paar kilometer onder Zeeuws-Vlaanderen, waar twee leden van zijn begeleidingsband wonen. Die organiseerden afgelopen februari nog een memorial voor hem in Landegem, een stukje verderop.

Zijn dood, in 2021, zeventig jaar werd hij, was groot nieuws in Vlaanderen. In Nederland meldden slechts twee provinciale kranten en dagblad Trouw het bericht. In honderd woorden.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15