In de zaak waar ik een paar keer per week koffiedrink, zaten twee mannen achter me die een druk gesprek voerden. Eerst dacht ik dat het vrienden waren die gezellig zaten bij te praten, maar toen ik woorden als kruisbestuiving, intenties, langetermijnplanning, toepassing van AI, tools, toekomstgericht denken en coaching hoorde, werd het me duidelijk: het was een functioneringsgesprek.

Gelijk beving me een diep gevoel van opluchting. Zoiets hoefde ik nooit meer te doen. Want wat vond ik het een vreselijke opgave, die jaarlijkse functioneringsgesprekken met mijn medewerksters. Sommigen waren er, net als ik, niet bepaald tuk op, maar er was één collega die per se zo’n gesprek over haar functioneren eiste. Overigens bleek al snel dat het daarin meer over mijn dan over haar functioneren ging, want ze spaarde de roede niet. Feministen staan namelijk niet bepaald bekend om hun verlegenheid, integendeel. Bovendien werkten wij in een links bedrijf met arbeiderszelfbestuur, en dat was aan alles te merken; bazen werden niet ontzien.
Op een zonnige middag – die gesprekken voerde ik klaarblijkelijk altijd in de zomer – toog ik dan met de medewerksters (Opzij, waarvan ik hoofdredacteur was, had alleen vrouwelijke werknemers) naar een terras. Dat gaf de activiteit nog een fleurig tintje, volgens mij.
De collega die veel belang hechtte aan dit soort gesprekken, was een doorgewinterde feministe, reden waarom ik haar ooit had aangenomen. Maar ze was helaas niet te betrappen op enig gevoel voor relativering of humor. Bovendien was ze iemand die in januari al uitzocht op welke dagen Kerst dat jaar viel en met hoe weinig verlofdagen ze dan een zo lang mogelijke vakantie kon regelen.
Na afloop van zo’n moeizaam verlopend functioneringsgesprek zei ze prijs te stellen op een schriftelijk verslag van het behandelde. Aan dat verzoek voldeed ik keurig, waarop ze meldde zich niet te kunnen vinden in mijn weergave; ze vond er niets in terug van haar kritische opmerkingen aan mijn adres. Dus weigerde ze het verslag te tekenen. “Dan niet,” riep ik, opeens overmoedig, en stopte het ongetekende verslag in een la.
Toen ik slaagde voor het eindexamen van de middelbare school was mijn grootste opluchting dat ik nooit meer gymnastiekles zou hebben. Bij mijn pensionering had ik datzelfde gevoel, maar dan in verband met het functioneringsgesprek.
De twee mannen uit de koffiezaak sloegen elkaar vrolijk op de schouders na afloop van hun gesprek.
Zo ver heb ik het nooit weten te schoppen.