Wat hebben we verkeerd gedaan? Wat hebben we verzuimd? Of beter: wat heb ikzelf verzuimd? Nu zitten we met de gebakken peren: een ultrarechts kabinet dat de grenzen wil sluiten voor ‘gelukszoekers’.
Ik zie mij nog zitten, ruim veertig jaar geleden, in de schamele Haagse bovenwoning van Hans Janmaat. Volgens de journalistieke code van toen hoorde je hem dood te zwijgen – elke regel aan hem besteed was er een te veel – en zéker niet te interviewen. Ik deed het toch en noteerde beleefd zijn verwarde, verbitterde tirades. Beneden hem woonde een Surinamer en Janmaat wou maar wat graag met hem op de foto – konden de mensen zien hoe goed hij was met zwarten.
Had ik scherper, feller tegen Janmaat moeten schrijven? Hij werd tweemaal veroordeeld omdat hij zei de ‘multiculturele samenleving’ te willen ‘afschaffen’. Samen met wijlen prof. Meindert Fennema nam ik het voor hem op: dat was toch een gewoon politiek voornemen, wat was daar nou mis mee? Wij zagen er een aantasting in van de vrijheid van meningsuiting.

Janmaat ging roemloos ten onder, wat niet kwam door zijn standpunten, maar door zijn klunzige, rancuneuze verongelijktheid.
Enige jaren later zocht ik op een plein in Heerenveen naar Pim Fortuyn. Ik zou er een forum leiden waaraan hij deelnam. De organisatoren wisten: als je hem erbij had kreeg je spektakel. Maar hij was er niet. Ik vond hem in zijn auto, met zijn chauffeur, een sigaar rokend, wachtend tot de bijeenkomst eenmaal begonnen was. Als hij daarna alsnog binnentrad, was het effect des te groter.
Effectbejag was Fortuyn allerminst vreemd. Hij had flair, maar ik nam hem net zo min serieus als Janmaat. Wel een lollige relnicht. Dat hij artikel 1 van de Grondwet wou afschaffen (het antidiscriminatiebeginsel) nam ik op de koop toe: zou vast zo’n vaart niet lopen. En de Grondwet is toch niet voor eeuwig onveranderlijk?
Pim werd vermoord, haalde postuum 26 zetels en daarmee veranderde alles. Al die kiezers konden toch geen ongelijk hebben? Naar ‘de boze burger’ moest voortaan beter geluisterd worden en dat deden wij journalisten zo vlijtig, dat er soms in Nederland alleen nog maar boze burgers leken te bestaan. Van die voedingsbodem profiteerde Geert Wilders.
Ook hem heb ik geïnterviewd zonder hem tegen te spreken, in een geheel geblindeerde kamer in het gebouw van de Tweede Kamer, bewaakt door menselijke pitbulls. Ik herinner mij geen discussie, alleen een gevoel van deernis: zo te moeten leven en werken.
In het verborgene maakte Geert Wilders de opmars naar 37 zetels en de leidende rol in een Nederlands kabinet. Heb ik hem ooit serieus genomen? Heb ik voorzien dat hij ooit de grootste (nep-)partij zou aanvoeren? Een zesde van de zetels, later een kwart: ik dacht voornamelijk dat het zo steeds moeilijker zou worden voor de tanende middenpartijen om een kabinet te vormen, niet dat Wilders ooit de hoofdrol zou spelen in een kabinetsformatie.
Wie nam het tegen hem op? Wie zette helder en scherp uiteen dat zijn denkbeelden, tirades en scheldpartijen in flagrante strijd zijn met alles waar Nederland voor staat: verdraagzaamheid, gastvrijheid, openheid? Ik niet, maar (al is dat geen excuus) de ‘gevestigde’ partijen ook niet. Net of ze lang dachten dat het maar het beste was hem te negeren, in de hoop dat het spook vanzelf zou verdwijnen.
Alexander Pechtold was de enige die hardnekkig probeerde Wilders uit zijn tent te lokken, maar van de PvdA werd in dit opzicht weinig vernomen, al zocht Job Cohen de vreemdelingen op om thee met hen te drinken, wat nobel was maar niet effectief.
En wij van Argus? Ik herinner mij uit zeven jaar redactievergaderingen er niet een waarin het gevaar van de PVV aan de orde werd gesteld. We hadden wel andere dingen aan ons hoofd, leukere dingen. Hadden we niet, zoals intellectuelen in de jaren dertig deden, een comité moeten stichten ter verdediging van de democratie, onder het motto ‘weerbare democratie’? Het kwam niet bij ons op, alleen al niet omdat Wilders de democratie niet wil afschaffen, maar er juist ruim baan aan wil geven om de gevoelens van al die boze burgers recht te doen.
Links is heus niet beter dan rechts, maar extreemrechts ondergraaft onze samenleving. Ik ben vermoedelijk het minst linkse redactielid van Argus, maar daarom juist: bij uitstek de gematigden hadden in het geweer moeten komen voor de Nederlandse verdraagzaamheid. Wel hoorde ik steeds vaker om mij heen in Amsterdam-Noord dat ‘mijn dochter al tien jaar geen huis krijgt omdat die statushouders voorrang hebben’, maar ik verhief mijn stem er niet tegen. Sterker, die wrok leek mij soms begrijpelijk.
We hadden het kunnen zien aankomen, die enorme golf van verbittering. In 2004 werd nota bene Pim Fortuyn gekozen tot ‘de grootste Nederlander aller tijden’. Ik (als biograaf van Willem Drees) knarsetandde, maar deed er het zwijgen toe. De uitslag bleek foutief, maar de organiserende omroep, de KRO, had niet het lef die terug te draaien.
Daar begon het al.