Toen ik in 1963 in de eerste klas van het Sint-Odulphus-lyceum in Tilburg kwam, was Wil Sterenborg (1923-2019) daar conciërge. Vier jaar later verdween hij uit het schoolbeeld om zijn onderwijsakte MO-Nederlands te gaan halen. Hoewel hij geen diploma had dat toegang verleende tot die opleiding, mocht hij die toch volgen op voorspraak van de rector, de classicus Jos Brands. Brands en Sterenborg epateerden het docentenkorps en de leerlingen graag door hun gesprekjes in het Latijn te voeren. Later vertelde Wil me dat hij zijn kennis van het Latijn had opgedaan op het klein-seminarie. Van die opmaat tot het priesterschap was hij verwijderd omdat hij ‘nogal eens dwarslag’. Tact was inderdaad niet zijn sterkste eigenschap. Hij keerde terug naar het Odulphus als leraar Nederlands en werd er later conrector.

‘De Wil’ was al gepensioneerd toen we elkaar weer ontmoetten. Het typoscript van mijn boek Moordhoek was klaar en de uitgever had een corrector gevonden: Wil. Ik wist toen nog niet dat hij de corrector was van Onze Taal en medewerker van de daaraan verbonden Taaladviesdienst. In zijn hoedanigheid van corrector toog hij vanaf 1987 jaarlijks naar Den Haag om de Troonrede na te zien. Hij zou dat blijven doen tijdens de kabinetten van Wim Kok en Ruud Lubbers. In een interview met NRC (1999) zei Wil: “Lubbers gaf ons altijd gelijk, maar met Kok valt niet te discussiëren.”
Toen we de verbeteringen voor mijn typoscript hadden doorgenomen, vroeg ik hem wat hij van het verhaal vond: een gedocumenteerd onderzoek naar de moord in een Tilburgse kerk op een meisje van twaalf jaar, met de pastoor als meest waarschijnlijke dader. “Van het verhaal?” vroeg Wil. “Daar let ik niet op. Ik lees niet. Ik corrigeer.”
Begin jaren tachtig was hij zich gaan wijden aan een nieuwe passie: het Tilburgse dialect. Hij ontwierp een nieuwe spellingmethode, waarvoor hij in vakkringen veel lof oogstte. Sindsdien kon er geen Brabants dialectboek meer verschijnen of Wil sleep zijn rode potlood en nam de bus om de auteur een A4’tje of twee met correcties te overhandigen. Hij vond het beledigend als die hem niet vroeg om even binnen te komen voor ‘een tas koffie met een kuukske’, en een goed gesprek onder dialectologen. Het Nederlands was heilig voor hem, en van de spelling van de Brabantse dialecten voelde hij zich de Getuige van Jehova. Wil was al gecremeerd toen zijn overlijdensbericht in de plaatselijke krant verscheen. In een gedenkbos benoorden Tilburg heeft de Stichting Tilburgse Taol een eenvoudig gedenkteken geplaatst in memoriam Wil Sterenborg. Dat bos wordt beheerd door Peter Smulders, de man die lang Onze Taal heeft geleid en die met Wil naar Kok en Lubbers ging om de Troonrede te corrigeren. In het hout van het gedenkteken werd een tekstje in het Tilburgs dialect gesneden. Daarin kwam de lettercombinatie OA voor. Iemand merkte bijtijds op dat dat eigenlijk AO moest zijn ‘in de spelling-Sterenborg’. Als je goed kijkt, zie je dat het gecorrigeerd is.

