Ik werd geboren tijdens het begin van de jodendeportaties. Mijn ouders doken onder in Hengelo en dan is een jochie van nauwelijks twee jaar een gevaar voor iedereen in zijn omgeving. Ik werd door het verzet bij het gezin van dominee Müller in Nijverdal ondergebracht. Prachtige tijd, die oorlog. Ik had niet alleen zeer liefhebbende ouders, maar ook vier zussen, die mij vertroetelden – zoals alleen zusjes dat kunnen – en drie broers, die mij goedmoedig plaagden – zoals alleen broertjes dat kunnen. De dominee verspreidde in het dorp het verhaal dat mijn ouders bij het bombardement van Rotterdam waren omgekomen. Freddie was nu mijn (Arische) naam. Er moest nog een achternaam worden bedacht en dat was niet erg lastig. Ik had namelijk een blaasontsteking en plaste vaak in mijn broekje. Een geestig familielid vond dat het dus Freddie van de Plas moest worden. Zondags gingen we ter kerke, alwaar de liefde van de Heere Jezus werd verkondigd. Ja, ook voor mij. Onbekommerde tijden.

Op 8 april 1945 werd Nijverdal bevrijd en diezelfde middag – we zaten net aan tafel – kwam een mevrouw aangefietst, ze rende naar binnen en omhelsde me, drukte me stevig tegen zich aan en zei: “Ik ben jouw mamma, lief jochie van me.” Mijn moeder? Waar heeft ze het over? Hier in deze huiskamer zijn mijn ouders en mijn broers en zusters. Toch? Omdat inmiddels de hele kamer zat te huilen, ben ik uit pure solidariteit ook maar gaan grienen. Later die middag maakte ik kennis met mijn vader, een huilende meneer die ik niet kende.
Met mijn ouders ben ik in het huis van mijn opa en oma gaan wonen, die, evenals ruim zestig andere familieleden, waren vermoord. En de liefde voor Jezus werd er door mijn ouders bijna letterlijk uitgeramd. “Jij bent joods en hebt niets met die Christus van doen. Begrijp je?” Nee, dat begreep ik niet. Toch kwam ik op een christelijke kleuterschool terecht, want de juf van het openbare schooltje waar ik heen zou gaan, bleek het met de moffen te hebben gehouden. Dus werd mij wederom de grenzeloze liefde van de Heere Jezus bijgebracht. Enfin.
Op mijn twaalfde is mij door een rabbijn de enige solide waarheid bijgebracht, die van de Tenach (het Oude Testament). Want op mijn dertiende moest ik in de synagoge daaruit een strofe kunnen voorlezen, en dan was ik volgens de joodse wetten een man. Verschrikkelijk.
Toen ik midden jaren zestig in Israël woonde, werd het mij al snel duidelijk dat de ultra-orthodoxe joden een bedreiging dreigden te worden voor die prille democratische staat. En ik had chronisch heimwee. Dus huppekee, terug naar Nederland, waar kerk en staat gescheiden zijn. En ik heb mijn keuze gemaakt: geen van de ruim vierduizend religies die op de wereld bestaan, spreekt mij aan. Prima.