Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Onafhankelijkheid rechter moet worden gestut

door | feb 18, 2025

Het systeem van de benoeming van rechters en de verdeling van het budget van rechtbanken lijkt in ons land prima te werken, maar op de keper beschouwd zit het krakkemikkig in elkaar. Enkele vooraanstaande juristen slaan alarm.

Het was alarmerende kritiek op de nieuwe Gedragscode voor rechters, in het rustige vakblad voor juristen NJB van 10 januari. De systeemzwakte van de rechterlijke macht vergroot, geen woord gewijd aan de rechterlijke onafhankelijkheid, een verbluffende afwezigheid van enige verwijzing naar internationaal algemeen geaccepteerde beginselen? De auteur van het stuk is Jonathan Soeharno, hoogleraar rechtspleging aan de UvA, en hij richt zijn pijlen op een product van de Raad voor de Rechtspraak, het instituut dat verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van de rechterlijke macht en die gedragscode eind vorig jaar vaststelde. Vooral intrigerend is het begrip ‘systeemzwakte’, wat impliceert dat het bouwwerk dat onze rechtsstaat overeind houdt, niet helemaal gaaf is. Er zit kennelijk rot in.

Soeharno en enige anderen, onder wie de voormalige president van de Hoge Raad G.J.M. Corstens, publiceerden eind vorig jaar een boekje met artikelen over de zwakke schakels in de regels die uiteindelijk de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moeten waarborgen. De benoeming van rechters is in handen van de minister van Justitie, het budget van de rechterlijke macht als geheel wordt bepaald door kabinet en parlement, en dat geld wordt over de rechtbanken en gerechtshoven verdeeld door de Raad voor de Rechtspraak, waarvan de leden door de overheid worden benoemd en ontslagen kunnen worden. H.C. Naves, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, sprak in zijn nieuwjaarsboodschap zijn zorgen uit over de manier waarop de leden van zijn raad worden benoemd. Dat moet anders, aldus Naves, die niet naar de bevindingen van Soeharno c.s. verwees en kennelijk dus spontaan dit inzicht had verworven. De invloed van de minister van Justitie op de benoeming van de leden van de raad moet worden verkleind en de raad moet de rechtbanken en hoven scherper kunnen aansturen, aldus Naves.

Soeharno vertelde bij een recent seminar in Amsterdam over de bedreigingen van de rechtsstaat dat hij in 2018 in Rusland mocht uitleggen hoe het bij ons allemaal geregeld was en dat men nauwelijks kon geloven dat ons systeem zó krakkemikkig in elkaar zat. Pikant was dat het Russische systeem naar de letter tiptop in orde was. Maar de praktijk heeft een belangrijke rol. Bij ons, aldus Soeharno, heerst een fatsoenlijke en terughoudende rechtscultuur. De overheid maakt eigenlijk nooit gebruik van haar bevoegdheden om benoemingen af te dwingen of in te grijpen in de beleidsvoering van rechterlijke colleges.

In Rusland gaat dat anders. Een paar jaar geleden werd er een boekje gepubliceerd met ‘laatste woorden’, toespraken van terechtstaande agitatoren zoals Navalny en de leden van Pussy Riot. Zij konden vrijuit uithalen naar hun rechters en de Russische staat, de rechters luisterden onbewogen, om ze even onbewogen daarna voor dertig jaar naar een hels strafkamp te sturen. Russische rechters beginnen pas echt goed te verdienen als ze met pensioen zijn, en dus is het heel belangrijk om ongeschonden de pensioendatum te halen, zo beschreef Soeharno die rechtscultuur, die die hele fatsoenlijke regelgeving tot een wassen neus maakt.

Voor de benoeming van onze Hoge Raad heeft onze Grondwet een eigen systeem ontwikkeld. De Hoge Raad stelt een voorkeurslijst op van kandidaten, waaruit de Tweede Kamer er dan drie kiest, grappig genoeg altijd de eerste drie van dat lijstje. Waarvan de minister (formeel: de koning) dan uiteindelijk eentje – en laat dat dan weer de nummer één van het lijstje zijn – benoemt. Een oud-lid van de Hoge Raad vertelde ooit dat hij aan het eind van de benoemingsprocedure een bezoek diende te brengen aan de Tweede Kamer. Het ging om kennismaking en echt niet om een sollicitatiegesprek, zo stelde de voorzitter van de Kamercommissie hem meteen bij binnenkomst gerust.

Dat is dus de milde rechtscultuur, die voor zover ik weet maar één keer een blutsje opliep. In 2010 werd Geert Wilders vervolgd (en vrijgesproken) nadat hij in de Volkskrant de islam een fascistische ideologie had genoemd. Het werd een roerig proces – Schalken! Wie weet het nog? – waarin het eerste verzoek van Wilders om de rechtbank te wraken werd toegewezen. Een jaar later was de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, bovenaan het voorkeurslijstje van de Hoge Raad terechtgekomen. Aben had een jaar eerder een notitie geschreven waarin hij beredeneerde dat het wrakingsverzoek helemaal niet had moeten worden toegewezen. Staatsman Wilders zag zijn kans schoon en kondigde aan dwars te gaan liggen bij de voordrachtsprocedure in de Tweede Kamer. Corstens, toen president van de Hoge Raad, schrapte Aben vervolgens van de lijst, met de uitleg dat hij niet wilde dat Aben onderwerp van een voor hem ongetwijfeld vervelend debat zou worden. Zo misten we de kans om de tot dan toe loze grondwetsbepaling tot leven te zien komen, en dus een toneelstuk te zien dat in de Verenigde Staten de gewoonste zaak van de wereld is. Al mag ik niet uitsluiten dat de parlementariërs die op persoonlijke gronden de pest aan een kandidaat hebben, zo wijs zijn om niet aan het debat mee te doen.

Het voorbeeld uit 2011 hoeft geen schrikbeeld te zijn, maar de verkiezingsuitslag en de geringe interesse van menig lid van het kabinet-Schoof in rechtsstatelijke beschouwingen maken tezamen dat onze milde rechtscultuur allerminst onwrikbaar is.

Moeten we ons niet schrap gaan zetten en vooral: moeten we niet ijlings de onafhankelijkheid van onze rechters een beter fundament geven, en dan meteen ook maar bij de Raad voor de Rechtspraak smeken om een stevigere Gedragscode? Erich Kästner, de Duitse schrijver wiens boeken door de nazi’s werden verbrand, keek als volgt terug op de ontwikkelingen in het Duitsland van een kleine honderd jaar geleden: ‘Man darf nicht warten, bis aus dem Schneeball eine Lawine geworden ist. Man muss den rollenden Schneeball zertreten. Die Lawine hält keiner mehr auf. Sie ruht erst, wenn sie alles unter sich begraben hat.’ Het is niet verstandig te wachten op de volgende nieuwjaarsrede van mr. Naves; we moeten snel aan de slag, anders kan de sneeuwbal die we zien rollen best wel eens tot een lawine leiden.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15