Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Parafernalia Titanic omstreden

door | dec 8, 2023

Op 11 april 1912 stonden ruim tien gangen op het menu in de eerste klas van de Titanic toen het schip Queenstown in Ierland verliet, op weg naar New York. Oesters, zalm met hollandaisesaus, tournedos, eend, geroosterde kip, pudding, kaas en ijs om de gasten te verwennen wier tocht na drie dagen rampzalig zou eindigen. De menukaart met aan de bovenkant de rode vlag van de White Star Line is, ondanks vochtvlekken, op 11 november door het Engelse veilinghuis Henry Aldridge & Sons voor 101.600 dollar verkocht, aanzienlijk meer dan de verwachte tachtigduizend dollar. De kaart werd onder de aandacht van het huis gebracht door de erven van Len Stephenson, een historicus uit Nova Scotia, die hem in een plakboek had bewaard. 

Halifax in Nova Scotia is met het Maritime Museum of the Atlantic de verzamelplaats geworden voor resten van het schip, van kleding tot persoonlijke voorwerpen, serviezen, bestek, meubels en wrakhout. Ongeveer vijftienhonderd mensen lieten het leven bij de onverwachte botsing met een ijsberg. Een deel van de stoffelijke overschotten is nooit 

teruggevonden, de overige konden aan land worden begraven, thuis of in Halifax.   

Er werden honderden andere Titanic-herinneringen geveild, zoals een deken die in een van de reddingssloepen werd gevonden, en een zakhorloge van een Russische tweedeklaspassagier die de botsing met de ijsberg op 14 april in de Atlantische Oceaan niet overleefde. “We hebben nog wel meer menu’s van de Titanic, maar niet een van 11 april,” zei Henry Aldridge tegen The New York Times

Drie keer per dag bereidde de keuken grote menu’s voor een publiek dat zich er niet voor schaamde uiterst luxueus te eten en te drinken om het heugelijke feit te vieren dat het op de eerste reis van het unieke schip hadden aangemonsterd. Een lunchmenukaart van de laatste dag ging in 2012 voor 120.000 dollar over de toonbank. Het laatste dinermenu werd drie jaar later voor 118.000 dollar verkocht, steeds door de in maritieme parafernalia gespecialiseerde Aldridge & Sons.  In 2018 verkocht het veilinghuis 5500 objecten aan drie investeringsfondsen voor negentien miljoen dollar. 

Ondanks, of misschien vanwege deze hoge prijzen vinden critici het ongepast om eigendommen van slachtoffers zomaar te verkopen. Charles Haas, voorzitter van de Titanic International Society Inc., zegt dat de voorwerpen in drie categorieën uiteenvallen: objecten die met het schip zijn gezonken en sindsdien zijn teruggevonden; bezittingen van overlevende passagiers en bemanningsleden en herinneringen die mensen hebben meegenomen toen ze op de reddingsboten vluchtten. Volgens Haas vallen menukaarten onder de laatste categorie en is er geen moreel bezwaar aan te voeren tegen verkoop. 

Ook een verroest horloge met Hebreeuwse cijfers bijvoorbeeld, dat aan de Hongaarse weduwe van een van de slachtoffers werd geretourneerd, valt volgens hem in de categorie ‘verkoopbaar.’ Tenslotte was zij de nieuwe eigenaar en mocht ze met het horloge doen wat zij wilde. 

Maar Harry Bennett, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de universiteit van de Engelse stad Plymouth, is van mening dat alle gevonden voorwerpen thuishoren in een museum, waar ze binnen een duidelijke context door het publiek kunnen worden bekeken.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15