Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Undercover-chantage

door | jun 18, 2024

Begin december 2020 ziet een vrouw die in een naburige stad naar de rechtbank moet als ze in haar auto stapt twee mannen, die even later opnieuw opduiken als ze benzine tankt. Bij de pomp maken de mannen oogcontact. Als ze klaar is op de rechtbank komt hetzelfde tweetal op haar af. Ze zeggen dat er 150.000 euro moet worden betaald, en lichten dat ongeveer zó toe: ‘Doekoe moet terug. Jij en je broer hebben een kankergroot probleem. Zorg dat die shit wordt betaald. Regel die kankershit. We maken geen grappen!’ 

Ze vragen voor de zekerheid even of ze wel gezien heeft dat ze ook bij haar huis en bij de benzinepomp waren en ronden af met de mededeling dat ze bij haar auto aanwijzingen vindt hoe er betaald moet worden. Onder de voorruit van haar auto vindt ze een stuk papier met gegevens van een bitcoinrekening. 

Ze doet diezelfde dag aangifte van afpersing en chantage en belt haar schoonzuster om te vertellen wat haar is overkomen. Haar broer kan ze niet bellen. Die wordt ervan verdacht een goede bekende om het leven te hebben gebracht. Hij zit in voorarrest en wordt geïsoleerd gehouden omdat er aanwijzingen zijn dat anderen het op zijn leven hebben voorzien. Wél krijgt hij een maand later in zijn cel een brief. De inhoud luidt: ‘Zit je lekker veilig rustig in je cel; heb je al gesproken met je zus; Wij wachten nog steeds; Kijk naar de foto; Voor vergiffenis is het nooit te laat.’ Op de foto is zijn woonhuis te zien. 

Vier maanden later krijgen de verdachte en zijn zuster te horen dat het helemaal niet om boeven ging, maar om twee politieambtenaren die met toestemming van de officier van justitie op onderzoek waren gegaan. Het doel was meer duidelijkheid te krijgen over het motief van de verdachte en ook over de vraag of het om moord dan wel doodslag ging.

Vroeger, als een zaak te lang was blijven liggen of als er door politie of justitie andere ernstige fouten waren gemaakt, werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee was de zaak dan afgelopen. De Hoge Raad heeft alweer geruime tijd geleden het regime versoepeld voor ongelukken van de justitie. In plaats van ontslag van rechtsvervolging moet de rechter een lagere straf opleggen dan wanneer alles volgens het boekje is gegaan. 

In dit geval onderkende het Amsterdamse gerechtshof dat het gedrag van de politiemensen wel ‘tot enige onrust’ bij broer en zus zou kunnen hebben geleid. Maar er waren volgens het hof geen grenzen overschreden en er kwam dus geen strafvermindering. Zo kwam het dossier bij de Hoge Raad uit, die vond dat zo’n conclusie beter had moeten worden onderbouwd. Het gerechtshof moet er nog maar eens naar kijken.

Tussen 1994 en 1996 onderzocht de parlementaire commissie-Van Traa riskante opsporingsmethodes van de politie, zoals het inzetten van undercoveragenten en het van overheidswege aankopen van drugs. De onthutsende bevindingen van de commissie leidden in 2000  tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering. Daar valt te lezen wat de politie aan bijzondere opsporingsacties mag ondernemen en welke autoriteit bevoegd is om in dat soort gevallen toestemming te geven. 

De aanpak van de verdachte en van zijn zuster in dit geval is goedgekeurd door een officier van justitie. Artikel 126j Wetboek van Strafvordering gaf de ruimte, zo blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad. Dat artikel gaat over ‘het stelselmatig inwinnen van informatie’,  waarbij verzwegen mag worden dat er politieambtenaren aan het werk zijn. Dat van overheidswege toegepaste wreedheid het etiket ‘stelselmatige informatie-inwinning’ mocht krijgen – het is onwaarschijnlijk dat zoiets Van Traa voor ogen stond.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15