Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Vooral die autobanden roken fijn

door | aug 9, 2024

Het Klein Orkest – zang, gitaar, basgitaar, elektronisch orgeltje, drums – had tussen 1978 en 1985 succes met geëngageerde liedjes over de Berlijnse Muur en Koos Werkeloos die door ‘de Haagse maffia’ werd gepiepeld. Frontman Harrie Jekkers zong, plukte aan de snaren en schreef de meeste teksten. Toen zijn oude schoolvriend Cees Grimbergen, in die dagen beginnend radiojournalist, een feest gaf omdat hij dertig werd, schreef Jekkers ‘voor de gein’ een ode aan Den Haag, de stad waar ze beiden woonden voordat ze naar Utrecht verhuisden.

De zanger nam plaats tussen de schuifdeuren en trakteerde de verjaardagsgasten op een ballade waarin hij uitlegde hoe het voelt om ‘Hagenees’ te zijn, lekker volks aangezet met het accent uit de buurt waar hij opgroeide. Een aardigheidje, bedoeld als cadeautje voor Cees, meer was het niet. Iedereen vond het prachtig, applaus, schouderklopjes, glazen werden nog eens bijgevuld. 

Een week later zong Jekkers, opnieuw ‘voor de gein’, zijn niemendalletje aan de keukentafel in op een cassettebandje. Haagse etherpiraten pikten het resultaat op met meer geestdrift dan de maker had voorzien. De illegale zenders kregen geen genoeg van het nummer en draaiden het bijna nonstop. Zonder het te beseffen had Jekkers een hit van jewelste te pakken, maar uitsluitend in Den Haag en hij werd er geen cent rijker van. 

Een platenmaatschappij wilde best de debuut-elpee van het Klein Orkest uitbrengen, mits inclusief de gezellige meezinger O, o, Den Haag – een voorwaarde die de bandleden verontwaardigd van de hand wezen. Hun genre marcheerde mee in de mars naar een betere toekomst; een frivool eerbetoon aan een mooie stad achter de duinen stond haaks op de ernst die in hun andere werk doorklonk. Moeizaam overleg resulteerde in een compromis: de strijdbare langspeelplaat kwam er, het succesnummer werd als single uitgebracht. 

Maar Harrie Jekkers moest er niet aan denken dat hij als een Haagse André Hazes de geschiedenis in zou gaan. Voor zijn succesnummer verschool hij zich achter de artiestennaam Harry Klorkestein, een anagram van Klein Orkest. Je hoorde zijn stem, maar op de platenhoes stond een foto van Henny de Jong, een besnorde geluidstechnicus met weinig charisma. De man zou het als playback-artiest ver brengen: hij schitterde in Toppop en voerde zijn act bij ruim tachtig gelegenheden op. Pas jaren later, toen Klein Orkest niet meer bestond en Jekkers als cabaretier was doorgebroken, durfde die te bekennen dat hij als buikspreker van fantoomartiest Klorkestein had gefungeerd. Na deze coming out trad Jekkers veelvuldig in de schijnwerpers om zijn onverwoestbare kaskraker zelf ten gehore te brengen. 

Zo verwierf hij met terugwerkende kracht alsnog erkenning voor een van de pakkendste liedjes die ooit over Den Haag aan het vinyl waren toevertrouwd. De nostalgische romantiek kan tippen aan die van Het dorp van Wim Sonneveld. Ik zou best nog wel een keertje net als vroeger/ in Moerwijk willen wonen/ na ’t eten een partijtje voetbal in de tuin/ de ouders langs de lijn/ en in december met de hele buurt op jacht/ om kerstbomen te rausen/ op oudejaarsavond fikkie stoken/ vooral die autobanden roken fijn. Het gemijmer balanceert op de rand van sentimenteel, maar dat wordt gecompenseerd door de stoere presentatie en de plat Haagse tongval. 

Zesenveertig jaar na de lancering van O, o, Den Haag weten draaiorgels, voetbalfans, kinderkoren en theatermakers nog steeds raad met het nummer. De zanger vertelde onlangs in een interview hoe blij hij is dat hij destijds zijn schaamte overwon en de ode zelf ging zingen: “Zo’n hit is puur toeval. Alleen al dat ene liedje levert mij nog steeds 25.000 euro per jaar op.” 

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15