Jaargang 9 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4,50

Vreemde tongen

door | jul 30, 2024

Omdat ik een ouderwetse heer ben, die zijn overhemdsmouwen nog met manchetknopen sluit, bezocht ik in de hoofdstedelijke Jordaan een winkeltje waarvan mij verteld was dat ze op dat gebied ruim gesorteerd waren. De verkoper reageerde echter niet-begrijpend op mijn vraag, en ook het woord cufflinks deed geen belletje rinkelen. Ten slotte wees ik op de voorraad zilveren boutons in de etalage. “Ah, gemelli!” riep de man op een toon die ‘had dat meteen gezegd’ in zich borg.

Er ontspon zich een levendige conversatie: “Sono chiamati gemelli (tweelingen) perché sono uguali (eender), vero?” vroeg ik naar de bekende weg. “Si, bravo!” Ook de betaling en het hartelijke afscheid geschiedden in het Italiaans, waaromtrent de winkelier geen enkele bevreemding aan de dag legde, wat des te opmerkelijker is als je bedenkt dat Italianen zich in het land zelf hoogst geestdriftig betonen wanneer je hun taal probeert te spreken.

Nu was dit een welkome variatie op het vermaledijde Engels waar je tegenwoordig overal – niet slechts in Amsterdam – mee wordt doodgegooid, maar een beetje gek vond ik het wel, en mijn weg vervolgend verwonderde ik me ten zoveelsten male over de verschillende taaleigens waarvan wij wereldburgers ons bedienen.

Sedert de Babylonische spraakverwarring hebben idealisten immer gestreefd naar een universele taal, die ertoe zou leiden dat iedereen elkaar begreep, waarna alle misverstand uit de wereld geholpen werd, en er nooit meer oorlog zou zijn. Vreemd genoeg zijn alle pogingen daartoe mislukt. Esperanto en zijn aanmerkelijk lastiger voorloper, Volapük, bleven het speeltje van een handvol excentriekelingen.

Dat de wereldvrede belemmerd wordt door wederzijds onbegrip, is een hardnekkige denkfout. Toen iedereen die het voor het zeggen had Latijn kende, sloeg men elkander met evenveel toewijding de hersens in als voor- en nadien. In de achttiende eeuw was Frans de voertaal aan alle Europese hoven, maar van onderlinge verbroedering was weinig te merken. Frederik de Grote sprak aanmerkelijk beter Frans dan Duits, en toch staat hij te boek als de man die Pruisen, onder meer ten koste van Frankrijk, gewapenderhand op de kaart gezet heeft. Russen en Oekraïners hebben geen tolk nodig.

Daarentegen kunnen mensen die elkaar niet of nauwelijks verstaan het dikwijls wonderwel met elkaar vinden. Wie ooit met autopech in een ver land heeft gestaan, weet dat er doelmatige hulp geboden kan worden, terwijl men louter gebaren tot zijn beschikking heeft. Er bestaan gelukkige huwelijken, zegt men, waarbij de echtelieden elkaars idioom niet beheersen (enig nadenken levert op dat zulks zelfs een voordeel kan zijn; de meeste ruzies ontstaan doordat je donders goed doorhebt wat je wederhelft bezielt).

Iemands betoog woordelijk kunnen volgen is nog geen garantie voor eensgezindheid; dat is de bestaansgrond van het politieke debat. Sterker nog, hoe hechter men ideologisch verwant is, des te heviger bestrijdt men elkaar; denk aan soennieten en sjiieten, wier eeuwige onenigheid steeds verhinderd heeft dat ze één vuist tegen het christendom of Israël konden maken, of socialisten en communisten, die elkaar meer haten dan het kapitalisme.

Volgens een Italiaanse vriend was de hierboven geschetste winkelscène overigens eenvoudig verklaarbaar: ik zie er altijd netjes uit, dus die man dacht gewoon dat ik een Italiaan was.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 15