Frankrijk heeft een identiteit, Vlaanderen zoekt er een. Begin dit jaar ging de tiendelige documentaire Het Verhaal van Vlaanderen van start. De serie, stevig gesponsord door de Vlaamse overheid, probeert een geschiedenis van de regio te schetsen. Elke aflevering is goed voor zo’n anderhalf miljoen kijkers.
Maar hoe staat het met de identiteit van de niet-Vlaamse Belg? De toestand in zijn landsdeel is vandaag niet benijdenswaardig. Brussel niet meegerekend zijn de werkloosheidsgraad en het armoederisico twee keer zo groot als in Vlaanderen, terwijl het BNP per inwoner meer dan 25 procent lager ligt. De politiek wordt al decennia gedomineerd door de Parti Socialiste, een partij die maar niet af kan komen van een onuitputtelijke schandalenstroom. Ook verder is het imago van de regio weinig florissant. Nog in 2008 riepen de Volkskrant-lezers Charleroi uit tot lelijkste stad ter wereld. Nummer twee was Luik.
Zelfs als die keer dat een Franse zonderling maar bleef beweren dat Jacques Brel een landgenoot van hem was niet wordt meegerekend, blijven er nog genoeg redenen over voor de Franstalige Belg om zich miskend te voelen. In de filmwereld vieren de gebroeders Dardenne al jaren stille triomfen, is Cécile de France (geen pseudoniem) ook in de VS een gewilde actrice en bouwt Virginie Efira, voormalig RTL-presentatrice, aan een indrukwekkende loopbaan, met zojuist een César als voorlopig hoogtepunt. Ze lijken allemaal geruisloos te zijn geadopteerd door de hexagonale zuiderburen. Dan moet je nog maar hopen dat iedereen weet waar de wieg gestaan heeft van de geestelijke vaders van Maigret, Kuifje en de smurfen. En laten we wel zijn: French fries, heus?
Ook Vlaanderen betoont zich weinig genereus. Als Tia Hellebaut in 2008 naar olympisch goud bij het hoogspringen zweeft, ziet de doorgaans gematigde De Standaard vooral een succes voor Vlaanderen. Hoe ga je daarmee om, als je pronkstukken zo makkelijk worden ingelijfd door anderen en jijzelf achterblijft met de brokstukken van de Borinage? Je zou van je af kunnen bijten, je eigen identiteit naar voren schuiven. Je zou bijvoorbeeld een documentaire kunnen maken. Die kan ook in de prehistorie beginnen, zelfs nog een paar duizend jaar eerder, in de grotten van Spy.
Een verplichte stop moet de industriële revolutie zijn, toen Wallonië alleen Groot-Brittannië als industriemacht voor zich moest dulden en de motor van het jonge België was – voordat die motor begon te pruttelen en langzaam vastliep. Je zou kunnen pochen op Waals Brabant en de facelifts van Charleroi en Luik, de biercultuur, de aardbeien van Wépion, zoveel zaliger dan die van Hoogstraten, en sowieso de beste keuken van Noord-Europa. Kortom: je zou kunnen laten zien dat je land meer is dan een verzameling verlaten kolenmijnen.
Maar nee, de Waal doet niets. Hij haalt hooguit zijn schouders op, of maakt een grap. Waarom zou je je met al dat gewerk afpeigeren als je ook direct van het leven kunt genieten? Met woorden van die strekking blies PS-voorzitter Paul Magnette pas de oude karikatuur van Vlaamse ijver en Waalse luiheid nieuw leven in. Décalé noemen ze dat soort humor, de absurdistische zelfspot waar Franstalige Belgen het patent op hebben. De grap viel in Vlaanderen niet in goede aarde.
Die documentaire zal er nooit komen. Het subsidiepotje van twee miljoen euro blijft onaangebroken.
Waarom hecht de Waal zo weinig aan zijn eigen identiteit? Allereerst omdat ‘Waal’ een te gemakkelijke en vooral foute benaming is voor de optelsom van Franstalige Brusselaren, dito Walen, Duitstaligen in de Oostkantons, generaties Italo-Belgen, allemaal met hun eigen geschiedenis. Samen zijn ze met bijna vijf miljoen, maar ze hangen als los zand aan elkaar.
Intussen groeit de kloof tussen de gewesten. 2024 ligt om de hoek, een verkiezingsjaar en tegelijk het jaar van de zevende staatshervorming van België. Waar de Vlaamse nationalisten de opsplitsing van het land nastreven (Vlaams Belang) of confederalisme nog als tussenstation willen inlassen (N-VA), willen de grote Franstalige partijen, de PS voorop, voorlopig geen millimeter wijken. Een meerderheid van N-VA en Vlaams Belang in Vlaanderen valt niet uit te sluiten. In theorie is daarmee het pad geëffend om eenzijdig de soevereiniteit van Vlaanderen uit te roepen. Hoe sorteren die andere Belgen voor op dat scenario, hoe hypothetisch ook?
Aanschurken tegen Frankrijk is een optie. Frankrijk heeft daar wel oren naar. Peilingen door de jaren heen tonen dat 60 tot 65 procent voorstander is van zo’n veertiende regio in Europees Frankrijk. De kans om wat van het Duitse overwicht in de EU af te snoepen lijkt een belangrijke drijfveer. Rattachisme is in België een stroming die zo oud is als het land zelf. Aanhangers vind je vooral in Luik. Het is terug te voeren op de onafhankelijke koers van het Prinsbisdom Luik tot eind achttiende eeuw, los van Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden.
De rattachisten hebben hun eigen partij. Sinds 1999 is dat de Rassemblement Wallonie-France (R.W.F.). Het verkiezingsresultaat schommelde altijd rond één procent, totdat de partij in 2019 besloot niet meer mee te doen. Missie volbracht: ze had voldoende belangstelling voor haar uitgangspunten gekweekt.
Is dat zo? Het rattachisme is in elk geval meer dan een marginale politieke partij. Dat komt vooral door organisaties als de Alliance Wallonie France (A.W.F.) en de Groupe d’études pour la Wallonie intégrée à la France (Gewif). Essayist Jules Gheude is een onvermoeibare pleitbezorger van de zaak, in eigen land en in Frankrijk.
Rattachisten zijn geen extremistische politici. Ze komen eerder uit de schoot van de liberale MR (Mouvement Réformateur). Wie verwacht dat rattachisten de Vlaamse nationalist als natuurlijke vijand zien, vergist zich. Ze begrijpen de Vlaamse frustraties volkomen en vinden dat het afgelopen moet zijn met die geldtransfers van noord naar zuid. Gheude en geestverwanten zijn graag geziene gasten op de Vlaams-nationalistische opiniesite doorbraak.be. Onafhankelijkheid willen ze niet. Wallonië is geen land, nooit geweest ook. Een volwaardig gewest van Frankrijk willen ze worden, zonder status aparte.
Een meerderheid zullen ze in de Federatie Wallonië-Brussel voor hun ideeën niet vinden. Franstaligen zijn bang om tweederangsburger te worden in een land waarmee ze in al die eeuwen maar twintig jaar onder één dak geleefd hebben. Dat uit allerlei enquêtes blijkt dat tussen 32 en 49 procent vóór aansluiting bij Frankrijk is, komt door de vraagstelling. Die luidde steevast: wat als België ophoudt te bestaan? En dat is precies wat het overgrote deel van de Franstaligen niet wil. Zij zijn identiteitsloos gelukkig in België en willen vasthouden aan de status quo.
Of dat haalbaar is, is een ander verhaal.