Een eeuw nadat Julie de Graag (1877-1924) stierf in Den Haag, is in het Escher Museum aldaar een tentoonstelling (tot eind februari) gewijd aan het hoogstaande werk van deze kunstenares: vooral haar minimalistische houtsnedes van dieren en bomen zijn puntgaaf en verbluffend door hun strakheid en trefzekerheid. Ze gebruikte hiervoor kops palmhout, ‘zeer hard materiaal waarbij men zich geen uitglijder met de guts kan permitteren’, zoals Jan Paul Hinrichs opmerkt in zijn monografie Bremmerianen (uitg. Fragment), een schets van tien in de luwte opererende ongetrouwde kunstenaressen uit de eerste helft van de twintigste eeuw, die allen indringende lessen hadden genoten van de (overigens gehuwde) kunstpaus H.P. Bremmer.

Van deze tien welgestelde dames die vooral in Den Haag en Laren in villa’s woonden, is Julie de Graag veruit de beste, en het in dit boekje opgenomen beeldmateriaal moet het vooral hebben van de plaatjes van de papegaai, hond, slapende kat en kale boom van haar hand, die terecht zijn aangekocht door het Rijksmuseum. De Graag heeft ook portretten geschilderd en ex-librissen gemaakt.
De onbekendheid van het damestiental heeft veel te maken met de cultachtige pedagoog Bremmer (1871-1956), die privélessen aan huis gaf en decennia onvermoeibaar van atelier naar villa trok met allerhande materiaal (kunstboeken, potjes en kruiken) om zijn evangelie van sober realisme te verspreiden. Dat kon leiden tot verdienstelijk hobbyisme, en de mindere godinnen komen dan ook niet veel verder, hoewel het pointillistische schilderij Tuin in de Riouwstraat in Den Haag (1943) van Antoinette van Hoytema laat zien dat zij zich meer zuidelijk licht en uitbundigheid permitteerde dan haar leermeester nodig vond. Van Hoytema was ook een bereisde societyschrijfster en vertaalde een boek over indianen uit het Duits, wat in 1930 leidde tot een ontmoeting in Berlijn met de 107 jaar oude Big Chief White Horse Eagle. Prompt verhief dit opperhoofd haar tot prinses.
Ook zijn er een paar vrouwen (Sanne Bruinier en Louise van Blommestein) die verder wilden komen dan het vergeestelijkt turen naar potten en pannen, en die in antroposofische kringen verzeild raakten: beide vrouwen reisden naar het Zwitserse Dornach, waar Rudolf Steiner zijn Goetheanum had gebouwd – opnieuw een cultheld met een schare van bewonderende dames om zich heen. Van Blommestein publiceerde in 1934 een boek over handwerk in de trant van Steiner, met richtlijnen voor het vervaardigen van antroposofische theemutsen en lampenkappen.
Het lukte kortom niet iedereen aan de truttigheid te ontsnappen, ook als ze ver van Bremmer verwijderd waren. Maar Julie de Graag maakt veel goed. Hinrichs heeft zelfs een paar foto’s gevonden waar ze op staat, hij heeft haar geboortehuis in Gorinchem bekeken (Kalkhaven 17), haar huis in Laren (Zevenend 39), het sterfhuis in Den Haag (Snelliusstraat 26) en het graf op Nieuw Eykenduinen. De ziekelijke kunstenares kwam daar te liggen nadat ze op 24 februari 1924 een eind aan haar leven had gemaakt. Nu is ze er weer.
