Of hij nu een machtspoliticus of een vredesduif was, ik bewaar aan de onlangs overleden Henry Kissinger heel andere herinneringen.
Een eerste ‘ontmoeting’ was bij de Verenigde Naties, op een bijeenkomst waarvoor bij wijze van uitzondering ook Nederlandse journalisten waren uitgenodigd. Eén vraag brandde mij op de lippen – ik ben allang vergeten welke – maar ik durfde hem als jonge journalist niet te stellen, uit vrees dat het een domme vraag was. Totdat een collega van een Deense krant dezelfde vraag stelde en uitgebreid antwoord kreeg. Jammer vond ik het. Achteraf was dat een beetje kleinzielig en een journalistending. Want het enige voordeel was dat ik in mijn artikel had kunnen vermelden: ‘Op een vraag van Trouw antwoordde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken…’

De tweede ‘ontmoeting’ was tijdens een bijeenkomst in Genève met een paar honderd journalisten. Met wat Nederlandse collega’s stond ik helemaal achterin. Tot hun verbazing grapte ik dat ik ‘het wel in de krant zou lezen’, waarna ik in het VN-gebouw op zoek ging naar andere verhalen. Zoals zo vaak leverde dat meer op dan de officiële persbijeenkomst.
Een laatste herinnering is een merkwaardig, maar voor mij gunstig misverstand. In het Tudorhotel in New York waar ik doorgaans verbleef, moest een verbinding met Amsterdam destijds bij de telefoniste worden aangevraagd. De eerste keer verstond ze mijn naam niet goed en reageerde ze quasiverbaasd: “Mr. Kissinger…?” De volgende dagen werd ik als ik belde opgewekt begroet met een ‘Good morning mister Kissinger’ en kreeg ik snel een lijn.