Dansen om de doden te eren, te herinneren ook. Tienduizenden Israëli’s stroomden eind juni naar het Yarkonpark in Tel Aviv, deze keer niet om te demonstreren tegen de falende oorlog in Gaza, maar om het bitterste en pijnlijkste drama in Israëls geschiedenis te herbeleven. Met tranen en trillende benen gingen op het ritme van de muziek de gedachten uit naar de honderden dansende jongeren die op 7 oktober tijdens een feest vlak bij de grens met Gaza door een bende Hamasterroristen werden overvallen, vermoord of gegijzeld.
Zo is Israël. Een land in oorlog, dat een veerkracht heeft die in de lange joodse geschiedenis is geworteld. Lo lis koach, niet vergeten!
Israël is sedert die oktoberdag in oorlog. Een oorlog die, voor het eerst sinds 1948, echt knaagt aan het vertrouwen, zelfs bij seculiere Israëli’s, in het voortbestaan van het zionistische experiment. Zij willen geen deel uitmaken van wat voor de extreem religieuze zionisten – onder de vleugels van Benjamin Netanyahu – een oorlog is die de Messias prikkelt eindelijk zijn uitverkoren volk vrede op aarde in Gods koninkrijk in het Bijbelse Israël te waarborgen. Het is een diepe, onoverkomelijke breuklijn in de Israëlische samenleving, die een oplossing van het Palestijnse vraagstuk blokkeert.

Is het, gezien de realiteit, te utopisch te veronderstellen dat de stichting van een Palestijnse staat naast Israël op de westelijke oever van de Jordaan een vredessituatie schept? Of heeft de door Hamas begonnen Israëlisch-Palestijnse oorlog, want dat is het in wezen, dreigende regionale betekenis gekregen?
Dat zijn vragen die de Israëli’s bezighouden. Hun zenuwen en uithoudingsvermogen worden dagelijks getest door aanhoudend oorlogsnieuws. Radio en tv melden te vaak dat opnieuw soldaten zijn gesneuveld in Gaza, in Galilea of op de Westoever. Dan komen de familieleden voor en na de militaire begrafenissen op tv in beeld en aan het woord. Ha kiboeriem, de helden die voor Israël vielen, worden geëerd en geprezen. Soms echoot een vrome moeder bij het graf van haar zoon de woorden van Netanyahu dat ‘Israël moet winnen’, en ‘Am Israel chai’ (Het volk van Israël leeft).
Ook wordt in de media heel veel ruimte gegeven aan de familieleden van de meer dan 120 gijzelaars die door Hamas worden vastgehouden. Via de radio, Reshet Beth, krijgen ze de gelegenheid hun dierbaren boodschappen te sturen, in de hoop dat die woorden de tunnels in Gaza binnendringen. ‘Houd stand, wees sterk, we wachten op je, we houden van je.’
Zo wordt die oorlog voor Israëli’s, voor ouders wier kinderen maandenlang dienen in Gaza en elders, een mentale marteling. Hoe ontkom je daaraan, hoe ontvlucht je de onzekerheid over je bestaan? In gezinnen wordt gewikt en gewogen over de vraag: blijven of weggaan? Vandaar ook dat Israëli’s die daar recht op hebben, zich van een tweede, liefst Europees paspoort verzekeren: Portugees, Pools, Duits of een andere nationaliteit. Honderdduizenden zijn al in het bezit van zo’n document, een soort schuilkelder op papier.
Er is beslist geen sprake van een massale uittocht. Maar een Israëlische moeder met drie zonen die over een paar jaar moeten opkomen voor hun nummer, besluit de risico’s van emigratie te nemen om haar kinderen te redden. En dan denkt ze niet aan het gevaar van de Palestijnse nationalistische uitstraling, maar aan het grotere gevaar dat dreigt vanuit Iran.