In 1907 deed de Franse baron Henri Pépin de Gouraud mee aan de Tour de France. Hij riep de hulp in van twee echte renners die hem onderweg bijstonden. Deze knechten werden af en toe vooruitgestuurd om in een restaurant verderop een maaltijd te bestellen, die klaarstond als de baron langskwam. Lucien Buysse, in 1926 winnaar van de Tour, vertelde wat hij ‘normaal gesproken’ van huis meenam: “Ik begon elke rit met in mijn eetzak een kwart kilo suiker, vier rauwe eieren, drie grote schaapskoteletten, twee kiekenbillekens, drie sandwiches met confituur en hesp en wat fruit. Tegen dat we in de eerste controle kwamen, was de eetzak altijd uitgekuist en sloeg ik weer dezelfde voorraad in.”
Roger de Vlaeminck, die in 1969, 1970 en 1971 de Tour reed, was ervan overtuigd dat je moest eten wat je lekker vond. Hij vertelde dat hij de eerste Parijs-Roubaix won nadat hij de avond ervoor zeventien gebakjes had gegeten en dat hij nadien, uit bijgeloof, voor een wedstrijd bij zijn bakker in Eeklo zeventien gebakjes kocht en opat.

Verslaggever Jan Cottaar constateerde in zijn boek Tien x Tour (1960) dat Nederlandse renners de stevigste eters van de karavaan waren. ‘Meermalen hebben wij met eerbied en aandacht bij de ontbijttafels van onze landgenoten staan kijken hoe ze hun soep, aardappelpuree, biefstukken, sla en pap naar binnen zaten te werken. Niet zelden zagen wij hen een uurtje later bij de start op hun gemak zitten kluiven aan een kippenboutje dat zij bij de ravitaillering in de musette (tas met schouderriem, red.) vonden.’
Ruud Bakker, door Gerrie Knetemann de wereldkampioen onder de verzorgers genoemd, paste de drank voor onderweg aan de smaak aan de renners aan. Jan Raas hield wel van thee met een scheutje cognac en champagne met een beetje suiker in zijn bidon.
Dit jaar eindigt de Tour de France op 21 juli niet in Parijs, maar in Nice. Van twee typische gerechten uit Nice, een pissaladière en een pan bagnat, maakte ik een combinatie: een pissapan.
1 Turks rond brood
500 g sjalotjes, gesnipperd
500 g tomaten, ontveld, in stukjes
2 blikjes ansjovisfilets
150 g zwarte olijven, zonder pit
1 theel oregano
1 theel tijm
olijfolie, extra vergine
Fruit de ui in olijfolie op een matig vuur zacht. Voeg halverwege de baktijd de inhoud van één blikje ansjovis toe. Druk de ansjovisjes plat. Voeg de stukken tomaat, de oregano en tijm toe. Roer door elkaar en laat zachtjes pruttelen. Verwarm het brood in de oven en snijd horizontaal doormidden. Bedek de onderkant met het uimengsel. Prik met een vork de ansjovis uit het tweede blikje en verdeel ze over het mengsel. Bedek met olijven. Leg de bovenkant van het brood erbovenop en snijd de pissapan in punten.
