Jaargang 7 • Verschijnt tweewekelijks • Losse nummers € 4

Het leven in een cel, dat is een hel

door | apr 21, 2023

Dreigende voetstappen gaan vooraf aan de tango die de accordeonist uit zijn harmonica trekt. Het aldus opgeroepen naargeestige sfeertje verplaatst de luisteraar naar de locatie waar de zanger zijn lot bezingt: ‘Wanneer kom ik vrij?/ Ik heb het niet gedaan./ Waarom heb ik onschuldig/ voor de rechter moeten staan?/ Het leven in een cel/ zo’n leven is een hel.’ Het 45-toerenplaatje ging verpakt in een hoesje waarop Arie van Veen, ingeklemd tussen twee dienders, in het beklaagdenbankje beteuterd voor zich uit staart.  Op de achtergrond is een magistraat zichtbaar die – naar we mogen aannemen – zojuist zijn vonnis heeft uitgesproken. De single lag vanaf de tweede week van mei 1963 in de winkel. 

Arie van Veen was het pseudoniem van Ad Wentink, de toen 34-jarige portier bij uitgaansgelegenheid The Palace aan het Amsterdamse Thorbeckeplein. Dinsdagavond 21 februari 1963 verscheen hij onder auspiciën van de Vara op de buis (vier miljoen kijkers, er was nog maar één net) als fictieve verdachte die zich bij de zogeheten TV Rechtbank moest verantwoorden wegens huiselijk geweld. Het populaire programma was gebaseerd op een door amateurs vertolkt rollenspel dat het publiek inzicht gaf in het juridische systeem. De rechter, officier van justitie en advocaten speelden zichzelf; de overige personages waren gerekruteerd uit hoofdstedelijk horecapersoneel dat een volkse tongval combineerde met elementair acteertalent. Gedurende vijf kwartier hield het rechtstreekse beeldverslag van de zitting de aandacht in de huiskamers gevangen, met als ontknoping dat Arie wegens gebrek aan bewijs werd vrijgesproken. De protagonist begaf zich spoorslags naar zijn stamkroeg, waar de hem aangereikte biertjes vergezeld gingen van complimenten. “Ad, Hollywood voor je aan de lijn!”

De dag daarop stonden de hoofdrolspelers de pers te woord. Noteerde het Algemeen Dagblad uit de mond een hunner: “Meneer, laat u in dat stuk voor de krant goed uitkomen dat we fatsoenlijke mensen zijn, dat we niks met de onderwereld te maken hebben. Kijkers denken al gauw dat iemand die zijn brood verdient in het nachtleven en op de televisie verschijnt, als een vrouw die een verhouding heeft met een zware jongen in het dagelijks leven ook niet op zuiver op de graat is.” 

Ook op straat lag stigmatisering op de loer. Voorbijgangers spuugden op de grond als Arie langsliep, de vriendin die hij belaagd zou hebben kreeg het advies contact met die naarling te mijden. “Gut kind, heeft die vrijer je zo toegetakeld. Vijf maanden in de ongevallenwet. Zie je wel dat je tegenwoordig als vrouw in donker niet meer alleen de straat op ken.”

Toen belde Max Woiski junior, directeur-eigenaar van het label MMP (‘Moderne Meesterlijke Plaatjes’), die voorstelde de nationale bekendheid van televisieverdachte Arie van Veen aan te grijpen voor het smeden van een hit. Hans Sternsdorff, rechtbankverslaggever van Het Parool, schreef onder het pseudoniem Hans Ruf jr. de coupletten die de Rotterdamse singer-songwriter Jaap Valkhoff (‘Diep in mijn hart kan ik niet boos zijn op jou’) van een smartelijke melodie voorzag. Het Parool was op maandagmiddag 8 april 1963 in de Amsterdamse studio waar de zanger, twee maanden na diens televisiedebuut, ‘vrij onbewogen’ zijn plaatje opnam. “Ik heb eigenlijk altijd gezongen,” verklaarde hij. “Als jongen heb ik geen opleiding kunnen betalen, maar bij draaiorgels zong ik altijd mee. Er bleven heel wat mensen staan luisteren.” 

‘Ze bleven me uren ondervragen./ Ik zei: ik heb het niet gedaan./ Toch moest ik van de rechter/ achter tralies gaan.’ Het liedje flopte, een half jaar later was het MMP-label failliet. Wat wás Ad Wentink achteraf blij dat hij het nummer niet onder eigen naam, maar als Arie van Veen had opgenomen.

PROEFABONNEMENT
4 NUMMERS VOOR € 14