Na vijftig jaar houdt de onregelmatig verschijnende Poezenkrant op te bestaan. Uitgever-hoofdredacteur Piet Schreuders vindt dat over poezen onderhand alles wel zo’n beetje is gezegd.
De gehaaste abonnee zal eroverheen lezen, maar close reading van het knorrige ‘ten geleide’ van ‘de Centrale Directie’ in het vanaf 1 november te verkrijgen nummer van De Poezenkrant leert dat het afgelopen is met dit blad. Het staat er echt, weggemoffeld in de laatste alinea: ‘Het is mooi geweest, mensen. Ik ben klaar met die onzin. We stoppen ermee. Het is uit, finito, basta. Tot in de pruimentijd!’

Desgevraagd bevestigt Piet Schreuders (1951) dat hij na een halve eeuw inderdaad een punt zet achter zijn wispelturige ‘pop-up publicatie’. Behalve vormgever, radioprogrammamaker, auteur en uitgever is hij namelijk óók – en voor menigeen: primair – oprichter, hoofdredacteur en ‘Directeur’ van De Poezenkrant, waarvan het eerste nummer maandag 7 februari 1974 in de vorm van een gefotokopieerd A4’tje verscheen. Sindsdien werd de mensheid systematisch geteisterd door rampspoed en tegenslag, maar De Poezenkrant bleef gewoon verschijnen, jaar in, jaar uit, alsof er niets aan de hand was. Waarom dan nu opeens de stekker eruit getrokken?
‘Over poezen is alles nu wel zo’n beetje gezegd,’ monkelt directeur Schreuders in de laatste uitgave van wat hij met de nodige zelfspot als ‘een geriatrisch gevalletje’ kwalificeert. De achterban dacht de afgelopen halve eeuw gretig mee met het periodiek, maar de maker wijst hen nu terecht: niet elk wissewasje met betrekking tot het fenomeen poes is per definitie om te lachen. ‘Het is helemaal niet bijzonder dat er een kat op uw wijnetiket, winkelruit of verpakking staat. Ja, er bestaan T-shirts met katten. Ja, je kan in rommelwinkeltjes koektrommels met een kat erop aantreffen. Denkt u nu echt dat er ook maar één lezer zit te wachten op een foto van een plantenbak in de vorm van een kat? Het boeit niet! Intussen worden onze post- en mailboxen al jaren overstelpt met dit soort ongein.’
Onbegrip over wat het doel van de uitgave zou zijn, sijpelde meer dan eens door in de brievenrubriek. De grief van lezers en (vooral) lezeressen die op bitse toon meldden dat ze toezending niet langer op prijs stelden, kwam er doorgaans op neer dat de krant onvoldoende voorzag in hun hunkering naar praktische informatie over aaibare viervoeters.
Kinderboekschrijfster Len Verschoor (Maffie de weglooppoes) had in 1978 haar bekomst van ‘het blaadje’: ‘Sommige illustraties zijn grappig. De teksten hebben daarentegen nergens iets geestigs. Ik vind ze vrij grof en platvloers. Ze doen me aan Xxxx (bepaald blad, beter maar niet te noemen) denken, maar dan voor katten.’ Stempedagoge mevrouw G. Bierens de Haan hield het in 1980 voor gezien: ‘Ik vind de verhalen banaal, ordinair en irritant. Echt leuke humor kunt u leren uit de boeken van Godfried Bomans, maar ik vrees dat u daar een te kleine geestelijke inhoud voor hebt.’ Mischa de Vreede haakte in 1994 af: ‘In onbetrouwbare publicaties ben ik niet in het minst geïnteresseerd en ik verzoek u dan ook verder verschoond te blijven van toezending van de Poezentelegraaf. Mijn abonnement zeg ik bij deze op.’
Daartegenover stond de geestdrift van W.F. Hermans (abonnee vanaf nummer 18). Vanuit Parijs bestookte hij de redactie van de Poezenkrant met volgekrabbelde prentbriefkaarten. Op 10 juni 1974: ‘Wij hebben hier geen poezen. Franse poezen worden gelucht aan een touwtje op de vensterbank. Alle gelegenheid om zich op te hangen, maar dat doen ze niet.’ Op 16 december 1974: ‘Het is waar dat ik de poezen hier op straat aanspreek en meestal in het Nederlands. Ik zou natuurlijk ook kunnen zeggen Bonjour mon ami, maar omdat elke rechtgeaarde poes een snob is – en zeker in Parijs zijn ze dat – zijn ze veel toeschietelijker als ze in een vreemde taal worden aangesproken.’
De baliemedewerker van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, die alle zeventig tot dusver verschenen nummers van de Poezenkrant op verzoek van Argus oppiepte uit het magazijn, hapt letterlijk naar lucht als vervolgens een man in een stofjas opdoemt die een steekwagen met bestelling TE1014 voor zich uitduwt. “Asjemenou. Dit noem ik geen krantenverzameling, maar een berg oud papier. Boeken, tijdschriften, brochures, kranten, het is van alles wat. Weet u zeker dat dit klopt?” Het misverstand is snel opgehelderd. De Poezenkrant is, pardon: was, geen krant, maar een hoogst onregelmatig verschijnend periodiek (record: anderhalf jaar pauze) dat in wisselende gedaanten de draak stak met andere publicaties.
In de eerste jaren was de opmaak geënt op het uiterlijk van Britse tabloids, later moesten ook de Volkskrant, NRC, DeTelegraaf en Het Parool eraan geloven. En daarna National Geographic, de Penguin-pocket, het Gouden Boekje, The New Yorker – elk drukwerk kwam in aanmerking. Toen de bronnen van inspiratie even leken te zijn opgedroogd, begon De Poezenkrant zichzelf te parodiëren – ook leuk.
De tien door antiquariaten als zeer zeldzaam aangemerkte eerste nummers verschenen in een maandelijkse frequentie en werden in een oplage van twaalf exemplaren verspreid onder vrienden en bekenden van Schreuders. Bij het verschijnen van nummer 16 had De Poezenkrant 178 abonnees. Het was niet langer mogelijk het blaadje te fotokopiëren en gratis rond te sturen.
Aanvankelijk slibden de kolommen dicht met ultrakorte artikeltjes die werden gekenmerkt door een uitzonderlijk hoog incrowdgehalte. Poezenkrant # 1 opende met het bericht ‘Crisis bij Rode voorbij’, een nieuwtje dat betrekking had op de gecastreerde kater Rood van Plezier, wiens naam de lezers nog heel vaak zouden tegenkomen. ‘Drie verschillende poezenpillen (2x daags) maken een voorlopig einde aan een onprettige aandoening bij R. van Plezier.
Y. Sharabi, dierenarts voor Bijlmer & Diemen, onderzocht Plezier op zijn ontleedtafel om 10.15. Inbrengen van een katheter mislukte, maar verandering van dieet (vlees, hart en vis i.p.v. Kit-e-Kat, Catty, Katkins, Tom Poes, Purina en Felix Quick) plus drie poezenpilletjes zullen de truc ook wel doen, aldus de Aziaat.’ Daaronder vraagt het kopje ‘Doodskreet’ aandacht voor dit bericht: ‘Taxichauffeur F. Hondo en 32 buspassagiers kregen zenuwtrekken om resp. 9.30 u. en 10.18 u., toen een angstaanjagende zenuwjank R.v.P. (ziek) verliet. De poes was, zo blijkt, op weg naar een poezenuroloog.’
Illustratrice Mariet Numan, Poezenkrantmedewerkster van het eerste uur, is tot op de dag van vandaag aan het blad verbonden, evenals twee andere veteranen, tekenares Franka van der Loo en cartoonist Aart Clerkx. De laatste vult pagina 33 in het afscheidsnummer met een aflevering van zijn stripverhaal over R. van Plezier.
Bij het doornemen van een halve eeuw Poezenkrant komt voldoende dierenleed voorbij om van de deerniswekkende kwetsbaarheid van een kat overtuigd te raken. Menigeen loopt de deur van de dierenkliniek plat, de misère kent geen einde. ‘De kat van G. Noordanus (lay-out van Oor) had nierstenen. Zijn blaas was verstopt en daarna gescheurd. De kat werd in het ziekenhuis opengesneden en de darmen werden eruitgehaald. De darmen onder de kraan afgespoeld. Nieuwe urine-opening gemaakt, blaas gehecht en poes dichtgenaaid.’ (# 4) ‘Rond 15 juli ging Misja Mengelberg, een veertienjarige kater, onder in de kast bij de Marx Brothers liggen. Hij bereidde zich voor op zijn stervensuur. Een rood floers bedekte zijn linkeroog. Een acuut abces in de linkerkaak, begonnen als een ontstoken kies, had zich in enkele uren uitgebreid tot achter het oog. Blindheid en ten slotte de dood leken onafwendbaar. Mannen van de Dr. Smit-kliniek voor kleine huisdieren spoten hem onder de antibiotica. (…) Bij de laatste check adviseerde de dierenarts om Mengelberg alleen nog gepelde garnalen te laten eten. De visboer lachen! En Misja at het bakje met smaak op, maar moest daarna braken en bloed spuwen. Waarschijnlijk te veel zout in de garnalen.’(#8) ‘Onmiddellijk na de behandeling met het vlooienpoeder Baflo werden katten Woestijnpoes en Jongenspoes gedurende enige uren bevangen door waanzin. Woestijnpoes viel van de televisie en Jongenspoes probeerde in de luxaflex te klimmen.’ (#9) ‘Een poes, bekend om grote fysieke kracht, een sterk karakter en vermogen tot doorbijten, heeft vannacht in het Concertkwartier het loodje moeten leggen tegen een rat, zo groot als een damhert.’(# 12) ‘Een man die een hekel had aan poezen had de staart van een kat afgehakt. Maar de kat vond het helemaal niet erg, hij nam de staart in zijn bek en ging daar mee spelen, op zijn rug liggen, de staart in de lucht gooien, etc.’(# 29A)
De nieuwsstroom houdt gelijke tred met een schier eindeloze parade van feiten en feitjes, die het lezerspubliek van De Poezenkrant accuraat informeren over aspecten van het desbetreffende huisdier. Interessant, maar zou het allemaal wáár zijn? De poes van Ger Gast wordt opgeleid tot waakhond, er is laatst ingebroken. Hij hoeft alleen nog maar te leren blaffen. Aan staarten van jonge katten kan men met wat speeksel een puntje zuigen. Dat blijft lang goed zitten. Poezen accepteren warm water met Completa als melk. Per jaar vallen 85.000 katten uit ramen van de wolkenkrabbers in New York. Japanse katten dragen als het koud is een kimono. Het bekende parfum Chanel nr. 5 wordt gemaakt van kattenzweet. In Austin (Texas) bestaat een tijdschrift voor kattenhaters, genaamd Kitty Torture. Hoofdredacteur is een man die stottert. Van de 175.000 ton korrels die de firma Mostert Absorbents BV te Vlaardingen sinds 1973 importeerde, was tachtig procent bestemd voor de kattenbak, terwijl de resterende twintig procent voor het verwijderen van olievlekken werd gebruikt.
Er wordt wel eens kritiek geleverd op de wat aanstellerig aandoende, misschien zelfs kinder- achtige, vrij hoge toon die mensen soms aanslaan als ze het tegen een poes hebben. Daarbij wordt echter het verschijnsel uit het oog verloren dat poezen tegen ons net zo goed een speciale, hoge stem op zetten; poezen onder elkaar hanteren een geheel ander timbre.
Het chronische misverstand dat aan menige opzegging ten grondslag lag, was dat De Poezenkrant geen speciaalblad over poezen zou zijn. De uitgave had ook over goudvissen of schuursponsjes kunnen gaan. De poes fungeerde als kapstok waar Piet Schreuders zijn humor aan ophing. ‘Tom is zijn kat aan het wassen. Een dame komt voorbij en zegt: Vindt zij dat niet erg, jongen? Waarop Tom: Dat wassen, dat gaat nog. Maar telkens als ik haar uitwring, is ze kwaad.’