Het gemopper dat men nogal eens hoort onder gezonde, genoeg bewegende mannen: als mensen niet zo ongezond leefden – roken, drinken, zitten – zou dat de gezondheidszorg een hoop geld schelen. Het is een hardnekkig misverstand, stellig geworteld in zelfgenoegzaamheid.
De discussies over de kosten van de gezondheidszorg begonnen eind vorige eeuw, toen de Rotterdamse Erasmus Universiteit het rapport Kosten van de zorg publiceerde. Inmiddels is dat stokje overgenomen door het RIVM, dat elke vier jaar een rapport uitbrengt; het jongste is van 2022.

Al in het rapport van 1994 hadden gezonde, genoeg bewegende mannen kunnen lezen dat de kosten van de gezondheidszorg niet worden opgejaagd door slecht leven, maar door botte pech en stom geluk. Toen en nu zijn psychische aandoeningen veruit de grootste kostenpost: rond de dertig procent van alle uitgaven – die bedroegen in 2019 bijna honderd miljard euro – gaat naar de verzorging van demente ouderen, en naar mensen met een verstandelijke of geestelijke handicap die meestal kerngezond zijn, maar hun leven lang dure zorg nodig hebben.
Daarbij vallen alle andere kosten al bijna in het niet. Gebitszorg (plus spijsverteringsklachten) en hart- en vaatziekten kosten elk ongeveer zeven miljard, dat is veertien procent van wat dementie alleen al kost. Op de vierde plaats staan kwaad- en goedaardige tumoren, met 6,5 miljard. De behandeling van hart- en vaatziekten is duur en vaak succesvol, waardoor nazorg veel geld kost. Kanker komt veel voor, maar de levensverwachting is, vooral bij de meest voorkomende vorm longkanker, geringer. Schizofrenie kost evenveel als coronaire hartziekten, 1,4 miljard per jaar, maar daar denkt bijna niemand aan.
Als hart- en vaatziekten geheel zouden kunnen worden uitgebannen, scheelt dat al gauw veertig procent in de totale sterfte – en wordt men vijf jaar ouder, en gaan de kosten van de gezondheidszorg met ruwweg vijf procent omhoog. Preventie van dementie scheelt amper in levensjaren, maar enorm veel in euro’s.
Wie oud wordt, kan rekenen op (dure) gebreken. Een man van zeventig mag verwachten nog zeker tien jaar te leven, een vrouw nog veertien, maar van die jaren zullen er vijf respectievelijk negen niet geheel gezond zijn.
Preventie van ziekten, kortom, voorkomt lijden, maar maakt de gezondheidszorg duurder. De kosten van de gezondheidszorg gaan niet omhoog doordat mensen ongezonder leven, maar juist doordat mensen gezonder leven.
Als iedereen de aanbevelingen van de Hartstichting en het Koningin Wilhelminafonds zou volgen, zou Nederland bij wijze van spreken naar de rand van het faillissement worden gedreven – waarbij een en ander ook verstrekkende gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid, de pensioenen en de uitkeringen.